Het betreft met name de arresten 42.297, 42.363, 42.367 en 42.432.
HR, 23-11-2012, nr. 12/01553
ECLI:NL:HR:2012:BY3902
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-11-2012
- Zaaknummer
12/01553
- LJN
BY3902
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑11‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BY3902, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑11‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6307, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingblad 2012/565 met annotatie van M.R.P. de Bruin
V-N 2012/60.26 met annotatie van Redactie
NTFR 2013/143 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Beroepschrift 23‑11‑2012
Onderwerp
Motivering van het beroep in cassatie dat door ons is ingesteld bij het pro-forma beroepschrift in cassatie van 20 maart 2012 tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 februari 2012, nr. BK/M2-04/04955.
Edelhoogachtbaar college,
Middel van cassatie
Wij voeren tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) als middel van cassatie aan, verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid met zich meebrengt, omdat het Hof op grond van de in de uitspraak vermelde overwegingen (met name rov. 5.2) heeft beslist als in het dictum van die uitspraak vermeld, ten onrechte op grond van de navolgende, mede in onderling verband en samenhang in aanmerking te nemen redenen:
Voorgeschiedenis
Het gaat hier om een reeds langlopend geschil over de ingezetenenomslag ter zake van het wegenbeheer in Amsterdam Noord. Het betreft aanslagen over de belastingjaren 2001 en 2002. Met de arresten van de Hoge Raad van 17 april 20091. leek deze kwestie beslecht. De Hoge Raad oordeelt daarin dat het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) wel ingezetenenomslag ter zake van het wegenbeheer kan heffen in het noordelijke gedeelte van Amsterdam Noord (hierna: NAN) maar geen ingezetenenomslag ter zake van het wegenbeheer kan heffen in het zuidelijk gedeelte van Amsterdam Noord (hierna: ZAN). Zan is het gebied tussen het IJ en de Waterlandse zeedijk. Volgens de Hoge Raad hebben Provinciale Staten bij het vaststellen van het reglement van HHNK in redelijkheid niet kunnen komen tot het besluit om ZAN te incorporeren in het taakgebied wegenbeheer van HHNK, zodat het reglement in zoverre onverbindend is wegens strijd met het willekeurverbod. De aanslagen in ZAN hebben volgens de Hoge Raad daarmee geen deugdelijke grondslag.
Nu het in deze procedure gaat om een woonruimte in ZAN, zou dit impliceren dat de onderhavige aanslagen niet in stand kunnen blijven. En zou er geen reden zijn om deze procedure te continueren.
Toch zijn er voor HHNK zwaarwegende redenen geweest om niet berusten in de uitkomst van de arresten van de Hoge Raad. Daarvoor zijn de volgende overwegingen van de Hoge Raad van belang:
4.8.4.
Ofschoon het te toetsen reglement niet is vastgesteld door HHNK maar door Provinciale Staten, had het in de onderhavige procedure op de weg gelegen van HHNK om voor het Hof — zo mogelijk — nadere argumenten aan te voeren die de incorporatie van ZAN in zijn taakgebied wegenbeheer zouden kunnen rechtvaardigen. HHNK heeft dat niet gedaan.
4.8.5.
Ook ambtshalve heeft de Hoge Raad geen nadere argumenten kunnen vinden die de incoporatie van ZAN in het taakgebied wegenbeheer zouden kunnen rechtvaardigen.
De Hoge Raad heeft zijn oordeel gebaseerd op eigen onderzoek en in de stukken geen argumenten kunnen vinden die de incoporatie van ZAN in het taakgebied wegenbeheer zouden kunnen rechtvaardigen. En HHNK heeft indertijd ook geen nadere argumenten aangevoerd, omdat het Hof Amsterdam reeds op 31 januari 20002. had geoordeeld dat ZAN terecht in het taakgebied wegenbeheer van HHNK was opgenomen.
Maar steekhoudende argumenten voor incorporatie van ZAN in het taakgebied wegenbeheer zijn er wel degelijk. Uit deze argumenten en de daaraan ten grondslag liggende stukken blijkt naar onze mening dat Provinciale Staten wel degellijk in redelijkheid hebben kunnen besluiten om ZAN te incorporeren in het taakgebied wegenbeheer van HHNK. Wij menen dat de Hoge Raad, indien hij kennis had kunnen nemen van deze argumenten en onderbouwende stukken, tot een ander oordeel zou zijn gekomen.
En dat is voor HHNK reden geweest de onderhavige procedures voort te zetten en daarin alsnog de argumenten voor incorporatie van ZAN in het taakgebied wegenbeheer in te brengen. Daaruit blijkt:
- —
het belang dat inwoners van ZAN hebben bij de door HHNK beheerde wegen is niet wezenlijk anders dan die van NAN, en dat belang is voor inwoners van ZAN zeker niet afwezig;
- —
het IJ is voor de wegentaak als begrenzing een duidelijke fysisch geografische grens en pleitbare scheidslijn;
- —
ook in waterstaatkundig opzicht is het IJ overigens een pleitbare, zo niet betere, scheidslijn;
- —
Provinciale Staten zijn bij de keuze voor het IJ als begrenzing van de wegentaak dan ook binnen hun discretionaire bevoegdheden gebleven.
- —
Provinciale Staten hebben de keuze voor het IJ als grens van de wegentaak, bezien in de historische context van de langlopende discussies, juist en begrijpelijk gemotiveerd;
- —
de verlegging van de grens van de wegentaak naar de Waterlandse zeedijk per 1 januari 2008 is uitsluitend ingegeven door het formele punt van het dubbele kiesrecht dat vanaf 1 januari 2008 niet meer is toegestaan, en staat volledig los van de principiële discussies over de wegentaak in Amsterdam Noord;
- —
die principiële discussie is in 2009 opgelost door de wegentaak in Amsterdam Noord over te dragen aan de gemeente Amsterdam;
- —
in de principiële discussie over de wegentaak, is de Waterlandse zeedijk als grens van de wegentaak nimmer een optie geweest;
- —
de onderhavige aanslagen ter zake van het wegenbeheer in ZAN dan ook terecht zijn opgelegd.
De conclusies zijn uitgebreid gedocumenteerd en onderbouwd in de op 10 februari 2011 aan het Hof Amsterdam toegezonden stukken.
Beoordeling toegezonden stukken
Het Hof overweegt in rov. 5.2 dat voor zover de door de heffingsambtenaar toegezonden stukken dateren van voor 13 augustus 1996 die geen nadere onderbouwing voor de overdracht van Gedupteerde Staten van Noord-Holland aan Provinciale Staten van 13 augustus 1996 met betrekking tot het wegenbeer bevatten. Voor zover de stukken dateren van latere datum kunnen die volgens het Hof (uiteraard) geen motivering hebben gevormd voor deze voordracht.
De enkele constatering dat de toegezonden stukken van voor 13 augustus 1996 geen nadere onderbouwing voor de voordracht van Gedupteerde Staten van Noord-Holland van 13 augustus 1996 met betrekking tot het wegenbeheer bevatten, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Het geeft geen enkel inzicht in de gedachtegang van het Hof. Dit wringt temeer nu uit de rov. 4.8.4 en 4.8.5 van de arresten van 17 april 20093. juist blijkt dat de Hoge Raad zich heeft moeten baseren op de hem beschikbare feiten die beperkt waren omdat het op de weg van HHNK had gelegen nadere argumenten aan te voeren, hetgeen HHNK toen niet heeft gedaan. De Hoge Raad zet daarmee de deur open om in een andere procedure deze argumenten alsnog in te brengen, hetgeen in de onderhavge procedure is gedaan.
Verder overweegt het Hof in rov. 5.2 dat voor zover de stukken dateren van latere datum die (uiteraard) geen motivering hebben gevormd voor de voordracht. Daaruit leiden wij af dat het Hof verder geen acht meer heeft geslagen op de inhoud van deze stukken omdat deze irrelevant worden geacht voor de onderbouwing van voordracht van Gedupteerde Staten. Dit oordeel is onbegrijpelijk en onjuist.
Immers, ook stukken die zijn verschenen na 13 augustus 1996 kunnen duiding, onderbouwing of uitleg geven aan de voordracht. De stukken kunnen inzicht geven in de gedachtegang of overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan de voordracht van Gedupteerde Staten aan Provinciale Staten. Het hof heeft deze stukken dan ook ten onrechte bij zijn beoordeling buiten beschouwing gelaten.
Dat na de datum van de voordracht verschenen stukken wel degelijk een rol kunnen spelen bij de uitleg van de voordracht, blijkt expliciet uit de arresten van de Hoge Raad van 17 april 20094.. De Hoge Raad onderzoekt daarin namelijk of er nadere argumenten voor de incorporatie van ZAN in het taakgebied wegenbeheer zijn te vinden in de voordracht van Gedeputeerde Staten van 12 maart 2002 (inzake de fusie van Noord-Hollandse waterschappen)5. en de in 2008 tot stand gekomen wijziging van het reglement van HHNK waarbij ZAN is ontrokken aan het beheersgebied.6. De Hoge Raad vindt de argumenten weliswaar niet in deze stukken, maar het is duidelijk dat de Hoge Raad meent dat deze nadien verschenen stukken wel relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de voordracht van 13 augustus 1996. Het Hof miskent dit.
Het oordeel van het Hof dat de toegezonden stukken die dateren van voor 13 augutsus 1996 geen nadere onderbouwing voor de voordracht van Gedupteerde Staten van Noord-Holland van 13 augustus 1996 bevatten, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Het oordeel van het Hof dat de stukken die dateren van latere datum (uiteraard) geen motivering voor de voordracht hebben gevormd, is onjuist en onbegrijpelijk. Er is sprake van motiveringsgebreken. Rov. 5.2 kan de beslissing van het Hof niet dragen.
Conclusie
Tot vernietiging van de Hof-uitspraak, bij voorkeur zelf afdoening van de zaak of anders zodanige verdere beslissing als Uw Raad meent dat behoort te gebeuren.
Met verschuldigde hoogachting,
Het Dagelijkse Bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht,
Uitspraak 23‑11‑2012
Inhoudsindicatie
Ingezetenenomslag 2001 en 2002 ter zake van wegenbeheer Waterschap de Waterlanden. Taakgebiedafbakening in strijd met verbod van willekeur. Nadere stukken in nieuwe procedure leiden niet tot een ander oordeel dan in HR 17 april 2009, nrs. 42297 en 42363, BNB 2010/111.
Partij(en)
23 november 2012
nr. 12/01553
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van het Dagelijks Bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht te Amsterdam (hierna: het Dagelijks Bestuur) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 februari 2012, nr. 04/04955, betreffende aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslagen in de ingezetenenomslag.
1. Het geding in feitelijke instantie
De heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: de heffingsambtenaar) heeft voor de jaren 2001 en 2002 aanslagen aan belanghebbende opgelegd in de ingezetenenomslag/wegenbeheer van het waterschap De Waterlanden. Deze aanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de heffingsambtenaar gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslagen verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Het Dagelijks Bestuur heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
Belanghebbende woonde in de jaren 2001 en 2002 in het zuidelijk gedeelte van Amsterdam-Noord, dat is gelegen tussen het IJ en de Waterlandse zeedijk (hierna: ZAN).
3.1.2.
Ter zake van een aan belanghebbende opgelegde aanslag ingezetenenomslag/wegenbeheer voor het jaar 1998 is eveneens geprocedeerd, welke procedure heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 17 april 2009, nrs. 42297 en 42363, LJN BG4663 en LJN BG4670, BNB 2010/111 (hierna ook: het arrest van 17 april 2009). Net als in het onderhavige geval was in dat arrest de vraag aan de orde of de aanslag ingezetenenomslag/wegenbeheer berust op een deugdelijke rechtsgrond.
3.1.3.
In het arrest van 17 april 2009 werd overwogen dat het op de weg van het bestuursorgaan, destijds het waterschap De Waterlanden (hierna: DW), had gelegen om nadere argumenten aan te voeren die de incorporatie van ZAN in zijn taakgebied wegenbeheer zouden kunnen rechtvaardigen, dat DW heeft nagelaten dergelijke argumenten aan te dragen en dat de Hoge Raad ook ambtshalve geen nadere argumenten heeft kunnen vinden die de genoemde incorporatie zouden kunnen rechtvaardigen, waarbij met name is ingegaan op de voordracht van het College van Gedeputeerde Staten van 13 augustus 1996 waarin de uitbreiding van DW met ZAN voor de taak wegenbeheer is besproken. Een en ander leidde de Hoge Raad tot de slotsom dat Provinciale Staten in redelijkheid niet hebben kunnen komen tot het besluit ZAN te incorporeren in het taakgebied wegenbeheer van DW, zodat het desbetreffende reglement van DW in zoverre onverbindend werd geacht wegens strijd met het willekeurverbod.
3.2.
Voor het Hof heeft de heffingsambtenaar deze slotsom bestreden en daartoe argumenten aangedragen en ter onderbouwing daarvan nadere stukken overgelegd. De heffingsambtenaar stelt zich daarbij op het standpunt dat de Hoge Raad in het onder 3.1.2 genoemde arrest tot een ander oordeel zou zijn gekomen als hij kennis zou hebben gehad van deze argumenten en nader overgelegde stukken. Het Hof heeft daarin evenwel geen reden gezien anders te oordelen dan volgt uit het arrest van 17 april 2009.
3.3.
Het tegen 's Hofs oordeel gerichte middel kan niet tot cassatie leiden. De door de heffingsambtenaar voor het Hof overgelegde stukken en de door hem daaraan ontleende argumenten geven de Hoge Raad geen aanleiding tot een ander oordeel dan is neergelegd in het arrest van 17 april 2009.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2012.
Van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht wordt ter zake van het door zijn Dagelijks Bestuur ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 466.