RF 2021/20
Is het oordeel van het hof dat het Handlungsort en Erfolgsort van de onrechtmatige daad niet in Curaçao is gelegen onvoldoende gemotiveerd?
HR 12-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:230
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 februari 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/03551
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS262436:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:230, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑02‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:843, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2020
- Wetingang
Essentie
Internationale bevoegdheid. Ambtshalve toepassing. Handlungsort. Erfolgsort.
Is de rechter in Curaçao internationaal bevoegd om kennis te nemen van een aantal vorderingen van (een liquidator van) een Engelse rekeninghouder op een Curaçaose kredietinstelling? Is het oordeel van het hof dat het Handlungsort en Erfolgsort van de onrechtmatige daad niet in Curaçao is gelegen onvoldoende gemotiveerd?
Samenvatting
Een kredietinstelling in Curaçao, FCIB, is in 2006 betrokken geraakt bij een Brits strafrechtelijk onderzoek. De bankvergunning is ingetrokken en de noodregeling is uitgesproken. FCIB heeft een aantal rekeninghouders aansprakelijk gesteld voor de situatie waarin FCIB verzeild was geraakt, omdat zij zich ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.