HR, 08-09-2009, nr. 08/00063
ECLI:NL:HR:2009:BI7087
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-09-2009
- Zaaknummer
08/00063
- LJN
BI7087
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BI7087, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑09‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI7087
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Beklag. HR verklaart klager n-o.
8 september 2009
Strafkamer
Nr. 08/00063
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 29 mei 2007, nummer RK 07/716, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze is een schriftuur ingediend.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De in art. 447, derde lid, Sv bedoelde aanzegging is op 12 februari 2008 op rechtsgeldige wijze aan de klager uitgereikt. Bij brief van 28 maart 2008 heeft mr. H.J. Borghuis, advocaat te Amsterdam, een kopie van een brief van 26 februari 2008 met als bijlage een cassatieschriftuur aan de Hoge Raad gezonden. In de brief van 28 maart 2008 deelt mr. Borghuis mede dat hem uit telefonische navraag bij de afdeling strafzaken is gebleken dat deze stukken niet in het bezit van de Hoge Raad zijn, terwijl ze op 26 februari 2008, derhalve binnen de termijn, verzonden zijn. Mr. Borghuis verzoekt de Hoge Raad de schriftuur toe te laten en de zaak alsnog in behandeling te nemen.
2.2. De termijn van een maand, zoals vermeld in het vijfde lid van art. 447 Sv, vangt aan op het tijdstip dat de aanzegging aan de klager is betekend. Op straffe van niet-ontvankelijkheid is de klager verplicht binnen die termijn door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie te doen indienen. Daaruit volgt dat de raadsman ervoor dient zorg te dragen dat de schriftuur vóór afloop van deze termijn haar bestemming bereikt, wil de klager ontvankelijk zijn in het cassatieberoep. Van deze plicht kan de raadsman zich op verscheidene wijzen kwijten. De raadsman die bijvoorbeeld een poststuk niet aangetekend of niet (tevens) per fax verstuurt of zich niet tijdig ervan vergewist dat het stuk is aangekomen, draagt behoudens bijzondere omstandigheden het risico dat het stuk niet, of niet binnen de gestelde termijn is aangekomen (vgl. HR 18 november 2003, LJN AN8293, NJ 2004, 178). Hetgeen mr. Borghuis heeft aangevoerd levert zodanige bijzondere omstandigheden niet op.
2.3. Nu de klager niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, Sv, zodat de klager in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2009.