Hof Arnhem, 13-10-2009, nr. TBS P09/0276
ECLI:NL:GHARN:2009:BK9734
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
13-10-2009
- Zaaknummer
TBS P09/0276
- LJN
BK9734
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2009:BK9734, Uitspraak, Hof Arnhem, 13‑10‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 13‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Verlenging terbeschikkingstelling. Openbaar ministerie ontvankelijk. Geen sprake van handelen in strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Geen sprake van een gemaximeerde terbeschikkingstelling in de zin van artikel 38 e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar teneinde zicht te houden op het verloop van het resocialisatietraject.
Partij(en)
TBS P09/0276
Beslissing d.d. 13 oktober 2009
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Roermond van 18 augustus 2009, houdende de beslissing dat de Officier van Justitie niet ontvankelijk is in zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen daar het tot een andere beslissing komt en daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot verlenging van de maatregel gelet op het gesloten stelstel van rechtsmiddelen en er aangezien sprake zou zijn van een gemaximeerde tbs, overweegt het hof als volgt.
In artikel 359 lid 7 en 8 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat een vonnis waarbij een TBS-maatregel wordt opgelegd terzake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen dit aangeeft onder opgave van redenen, op straffe van nietigheid. De rechtbank Roermond heeft in haar vonnis van 22 april 2003, anders dan de raadsman heeft gesteld, geen expliciete overweging gewijd aan de vraag of de TBS-maatregel aan betrokkene wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat het gebruik van de formuleringen in de het vonnis ‘grove inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit’ en ‘persoonlijk leed en psychische schade teweeg gebracht’ niet is aan te merken als een ‘opgave van redenen’ in de zin van artikel 359 lid 7 van het Wetboek van Strafvordering. Genoemde formuleringen zijn klaarblijkelijk in het vonnis slechts opgenomen in het kader van de strafmaatoverweging. Naar het oordeel van het hof is ten aanzien van het bepaalde in artikel 359 lid 7 van het Wetboek van Strafvordering in voormeld vonnis derhalve sprake van een verzuim. Het vonnis is evenwel onherroepelijk en enig rechtens relevant gevolg kan daarom niet meer aan dit verzuim worden verbonden. Van handelen in strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen door het openbaar ministerie is gelet op het voorgaande geen sprake.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in het ingestelde beroep in deze verlengingsprocedure, nu dat tijdig is ingesteld en daarbij ook overigens de wettelijke voorschriften in acht zijn genomen.
Het hof zal in het hiernavolgende zelfstandig dienen te beoordelen of sprake is van een gemaximeerde dan wel niet-gemaximeerde TBS-maatregel.
De TBS-maatregel is in onderhavige zaak opgelegd terzake van onder meer afpersing, meermalen gepleegd. Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof stelt vast dat het gaat om een geweldsmisdrijf omdat uit het onderliggende vonnis en strafdossier blijkt dat betrokkene bij het plegen van de bankovervallen telkens medewerkers van banken onder bedreiging van een gasalarmpistool heeft gedwongen geld te overhandigen. Naar het oordeel van het hof heeft betrokkene door aldus te handelen telkens geweld gebruikt dat niet alleen was gericht tegen de geestelijke integriteit van personen maar tevens tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van de slachtoffers. Gelet hierop kan geen sprake zijn van een gemaximeerde tbs in de zin van artikel 38 e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen en acht het openbaar ministerie anders dan de rechtbank ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de maatregel.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Uit het verlengingsadvies, de verklaring van de getuige-deskundige ter terechtzitting in eerste aanleg en de aanvullende informatie van de kliniek volgt dat bij betrokkene sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en afhankelijkheid van alcohol en cocaïne. Betrokkene is geneigd maximale risico’s te nemen om zo snel mogelijk winst te behalen en is in onverwachte situaties geneigd tot ondoordacht gedrag. De verslavingproblematiek is in het FPC onder controle. Betrokkene heeft in het verleden veel tijd doorgebracht in detentie en in behandelklinieken. De kliniek schat - op basis van zijn gebruikerspatroon in het verleden - de kans dat betrokkene terugvalt in middelengebruik, wanneer zijn vrijheid te snel en drastisch toeneemt, in als reëel. De kans op recidive wordt mede op basis van de uitkomst van de risicotaxatie (HKT-30) door de kliniek als hoog ingeschat wanneer de TBS-maatregel zou worden beëindigd en betrokkene terugkeert in de maatschappij.
Betrokkene verblijft sinds 25 juli 2008 op een resocialisatieafdeling van het FPC. In september 2008 is toestemming verleend voor onbegeleid verlof zonder overnachtingen. De eerste periode op de resocialisatieafdeling is moeizaam verlopen, mede als gevolg van de noodzaak om betrokkene in te stellen op de juiste medicatie. In februari 2009 is gestart met een traject van begeleid via semi-begeleid naar onbegeleid verlof. Een en ander verloopt volgens de afspraken. Betrokkene bevindt zich in de beginfase van het resocialisatietraject. De kliniek acht het van belang is dat betrokkene meer zicht krijgt op de relatie tussen zijn persoonlijkheidsproblematiek, zijn verslavingsproblematiek en de door hem gepleegde delicten. Gelet op de hardnekkige en ernstige persoonlijkheidsproblematiek en de langdurige verslavingsgeschiedenis stelt het FPC nadrukkelijk dat het resocialisatietraject van betrokkene stapsgewijs dient te verlopen en de nodige tijd zal vergen opdat een verdere inbedding in de maatschappij geleidelijk en zorgvuldig kan plaatsvinden. Het doel van het FPC is om met betrokkene toe te werken naar zelfstandig wonen via transmuraal verlof en vervolgens proefverlof. Uit de aanvullende informatie van de kliniek d.d. 24 september 2009 blijkt dat betrokkene sinds kort toestemming heeft voor onbegeleid verlof met een maximum van zes overnachtingen en dat hij zich heeft ingeschreven bij een woningstichting voor een eigen woning.
Op grond van bovenstaande is het hof met de kliniek van oordeel dat een geleidelijke fasering van de uitstroom uit de terbeschikkingstelling de meest aangewezen weg is voor betrokkene. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en teneinde zicht te houden op het verloop van het resocialisatietraject van betrokkene is het hof van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van een jaar is geïndiceerd. Het hof verzoekt het openbaar ministerie bij gelegenheid van een eventuele volgende vordering tot verlenging van de maatregel zorg te dragen voor het doen opmaken door de reclassering van een maatregelrapport over de mogelijkheden voor voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging (onder formulering van de concrete voorwaarden). De kliniek wordt verzocht bij de advisering over een volgende vordering tot verlenging van de maatregel eveneens aandacht te besteden aan de (on)mogelijkheid van voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Roermond van 18 augustus 2009 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr P.R. Wery als voorzitter,
mr J.I.M.W. Bartelds en mr J.H.M. Zwinkels als raadsheren,
en drs. R. Vecht-van den Bergh en drs. R. Poll als raden,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak als griffier,
en op 13 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.