Hof Amsterdam, 10-11-2014, nr. 23-002839-12
ECLI:NL:GHAMS:2014:4959
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
10-11-2014
- Zaaknummer
23-002839-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:4959, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑11‑2014; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Vrijspraak belaging.
parketnummer: 23-002839-12
datum uitspraak: 10 november 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 juni 2012 in de strafzaak onder parketnummer
13-855279-09 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 februari 2014, 16 juni 2014 en 27 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 februari 2009 tot en met 30 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- -
veelvuldig (telefonisch) contact te zoeken met voornoemde [slachtoffer] en/of
- -
veelvuldig sms berichten te zenden naar die [slachtoffer] en/of
- -
veelvuldig te mailen en/of chatten naar die [slachtoffer] en/of
- -
een sexfilmpje met daarin slachtoffer [slachtoffer] op internet te plaatsen en/of
- -
het wachtwoord van haar hotmailaccount te wijzigen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht luidt:
“Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.”
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van belaging, zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode bevinden zich in het dossier:
- -
een proces-verbaal van bevindingen waarin een telefoongesprek op 19 maart 2009 tussen de verdachte en de aangeefster is uitgewerkt;
- -
twee e-mails d.d. 20 en 23 maart 2009 van de verdachte aan de aangeefster;
- -
een print van een MSN gesprek gedateerd maart 2009 tussen de verdachte en de aangeefster;
- -
sms-berichten (na het uitlezen van de telefoon van de aangeefster) van de verdachte aan de aangeefster, te weten 30 berichten op 17 maart 2009, 5 berichten op 18 maart 2009, 7 berichten op 19 maart 2009, 1 bericht op 20 maart 2009, 2 berichten op 21 maart 2009, 4 berichten op 23 maart 2009, 1 bericht op 24 maart 2009, 1 bericht op 26 maart 2009, 1 bericht op 27 maart 2009, 1 bericht op 28 maart 2009 en 1 bericht op 30 maart 2009.
De verdachte heeft verklaard dat hij en de aangeefster eind 2007 een relatie hebben gekregen en dat hij deze relatie ongeveer 20 februari 2009 heeft beëindigd. Volgens de verdachte was het niet de aangeefster die de relatie heeft beëindigd en weet hij niets van een briefje van de aangeefster dat onder zijn deur zou zijn doorgeschoven. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij de aangeefster verscheidene keren heeft gebeld en ge-sms-t, omdat hij na het uitmaken van hun relatie zijn spullen, die de aangeefster nog onder zich had, terug wilde hebben. In dat verband heeft hij ook een keer het password van een gezamenlijk account veranderd, waarna hij wel gelijk het nieuwe password aan de aangeefster heeft gegeven. Tevens heeft de verdachte verklaard dat hij een (destijds met toestemming van de aangeefster opgenomen) sexfilmpje van zichzelf en de aangeefster, afgeschermd in een soort dropbox, een beveiligde omgeving, waarbij hij de code uitsluitend aan de aangeefster heeft gegeven, op het internet heeft gezet, omdat de aangeefster hem chanteerde.
Op verzoek van de verdediging is de telefoon van de verdachte in april 2014 uitgelezen. Hiervan is een proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2014 opgemaakt inhoudende dat uit de data van deze telefoon sms-berichten en een geluidsfragment zijn gehaald. Het betreft sms-berichten waaronder een grote hoeveelheid sms-berichten van de aangeefster aan de verdachte in de periode 2008 tot en met
19 maart 2009.
Het hof heeft ter terechtzitting van 16 juni 2014 voornoemd geluidsfragment van een gesprek tussen de verdachte en de aangeefster doen afspelen en heeft geconstateerd dat dit gesprek als gekibbel tussen hen beiden kan worden omschreven.
Voorts heeft de verdediging een door aangeefster ter gelegenheid van Valentijnsdag 2009 voor verdachte vervaardigd geschrift dat door aangeefster “liefdesboek” wordt genoemd, aan de stukken doen toevoegen.
De aangeefster heeft bij de rechter-commissaris op 2 november 2010 verklaard dat haar relatie met de verdachte rond de jaarwisseling 2007/2008 is begonnen en dat zij vanaf de zomer van 2008 vaak ruzies hadden waarvan de intensiteit is gegroeid. Begin oktober 2008 is de relatie één tot twee weken uit geweest. Tussen 24 en 29 februari 2009 heeft ze een brief onder de deur van de verdachte gestopt waarmee ze de relatie heeft uitgemaakt. Door de rechter-commissaris gevraagd naar liefdevolle citaten uit het zogenoemde “liefdesboek” van de aangeefster uit februari 2009 en haar sms-bericht van 5 maart 2009 met een verwijzing naar voornoemd “liefdesboek”, heeft de aangeefster verklaard dat juist door de extremen de relatie stand hield. Ten aanzien van de vraag van de rechter-commissaris of ze nog spullen van de verdachte had toen het uit was, heeft de aangeefster verklaard dat zij van deze spullen alleen het rijbewijs heeft teruggeven en de spullen voor het overige heeft weggegeven dan wel weggegooid.
Het hof heeft op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting vastgesteld dat de relatie tussen de aangeefster en de verdachte kennelijk werd gekenmerkt door wisselende gevoelens aan beide kanten en heftige uitingen daarvan. Zo zijn er berichten waarin de aangeefster aangeeft dat zij de verdachte niet meer wil zien maar vervolgens in nadere berichten weer aangeeft dat zij contact met de verdachte wil of zelfs dat ze de verdachte vraagt iets van zich te laten horen.
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode (1 februari 2009 tot en met 30 april 2009) heeft het hof vastgesteld dat de relatie tussen de aangeefster en de verdachte naar hun eigen zeggen ergens na
20 februari 2009 tot een einde is gekomen. Bij de stukken bevinden zich sms-berichten van de aangeefster aan de verdachte, bijvoorbeeld die van 27 februari 2009 en 4 en 5 maart 2009, die kunnen worden gekenschetst als het zoeken van en vragen om contact met de verdachte. Bovendien bevinden zich daarbij 18 sms-berichten van de aangeefster met de datum van 17 maart 2009. Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte en de aangeefster blijkbaar in een soort “vechtrelatie” verkeerden en veelal over en weer op elkaar hebben gereageerd.
Van de maand april 2009 bevinden zich geen sms-berichten tussen de aangeefster en de verdachte in het dossier.
Het hof is van oordeel dat in de tenlastegelegde periode bij de verdachte twijfel kon bestaan over de vraag of de aangeefster definitief geen contact meer met hem wilde. De relatie tussen de aangeefster en de verdachte is in oktober 2008 immers verbroken geweest, maar daarna weer hersteld. De inhoud van de hiervoor bedoelde sms-berichten van 27 februari 2009 en 4 en 5 maart 2009 die aangeefster aan de verdachte heeft gezonden, nadat de relatie opnieuw was beëindigd, ondersteunen de veronderstelling dat de breuk van februari 2009 niet definitief was. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat tussen partijen in de tenlastegelegde periode mede is gecommuniceerd over de teruggave van de spullen van de verdachte die de aangeefster in haar bezit had. Het hof merkt op dat de aangeefster ten overstaan van de rechter-commissaris onder meer heeft verklaard dat zij de X-box van de verdachte aan vrienden heeft gegeven en de smoking van de verdachte heeft weggegooid. De verdachte heeft, om zijn spullen terug te krijgen middelen toegepast die niet aanvaardbaar waren. Ten aanzien van het plaatsen van het sexfilmpje en het wijzigen van een pass-word kan echter niet worden uitgesloten dat dit reacties zijn op de gedragingen van de aangeefster. Op basis van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de omstandigheden waaronder de gedragingen van de verdachte hebben plaatsgevonden er niet toe kunnen leiden dat sprake is geweest van belaging als bedoeld in artikel 285b Sr. De verdachte dient daarom van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.A.F. Gerding en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van
J.K. Krijnen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 november 2014.
[...]