BA 2015/61
Toetsing van relativiteitsvereiste van art. 8:69a Awb aan art. 6 EVRM, concurrerende belangen, recht op toegang tot de rechter is niet absoluut
ABRvS 21-01-2015, ECLI:NL:RVS:2015:96
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
21 januari 2015
- Zaaknummer
201310555/1/A1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2015:96, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21‑01‑2015
- Wetingang
Art. 8:69a Algemene wet bestuursrecht (Awb); Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab); art. 2.1 lid 1, 2.10 lid 2 en 2.12 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo); art. 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro); art. 5.20 Besluit omgevingsrecht (Bor); art. 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Essentie
Toetsing van relativiteitsvereiste van art. 8:69a Awb aan art. 6 EVRM, concurrerende belangen, recht op toegang tot de rechter is niet absoluut
Samenvatting
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht heeft de wetgever met art. 8:69a Awb de eis willen stellen dat een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.