Einde inhoudsopgave
Wet gemeenschappelijke regelingen
Artikel 40 [Gemeenschappelijke regeling provincies]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2022, 18 (uitgifte: 18-01-2022, kamerstukken: 35513)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2022, Stb. 2022, 128 (uitgifte: 30-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Staatsrecht / Bestuur
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
Provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van twee of meer provincies kunnen afzonderlijk of tezamen, ieder voor zover zij voor de eigen provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die provincies.
2.
De colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning zenden het ontwerp van de regeling toe aan provinciale staten van de deelnemende provincies, met uitzondering van het ontwerp van een regeling die getroffen of mede getroffen wordt door provinciale staten.
3.
Provinciale staten van de deelnemende provincies kunnen bij de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning van hun provincie binnen acht weken hun zienswijze over het ontwerp van de regeling naar voren brengen. Indien provinciale staten geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.
4.
De colleges van gedeputeerde staten en de commissarissen van de Koning gaan niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van provinciale staten. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
5.
Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.