De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener jegens de niet-particuliere cliënt
Einde inhoudsopgave
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.5.2:3.5.2 De leer van de redelijke toerekening
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/3.5.2
3.5.2 De leer van de redelijke toerekening
Documentgegevens:
I.P.M.J. Janssen, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
I.P.M.J. Janssen
- JCDI
JCDI:ADS366672:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Schade door bijvoorbeeld dood wordt eerder toegerekend dan zaakschade of vermogensverlies.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voorgaande ziet op het csqn-verband tussen de schade en schending van de civielrechtelijke zorgplicht door de beleggingsdienstverlener jegens de cliënt. Indien het csqn-verband vaststaat of sprake is van toepassing van een uitzondering daarop, moet de schade vervolgens nog kunnen worden toegerekend aan schending van de civielrechtelijke zorgplicht. Pas nadat aan deze tweede stap is voldaan, staat het causaal verband vast.1 Deze tweede stap heet de leer van de redelijke toerekening en daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang.2 Omdat deze norm nogal vaag is, is geprobeerd om deelregels op te stellen die enige richting kunnen geven bij de beoordeling van deze toets. Allereerst is toerekening eerder gerechtvaardigd naar mate het gevolg naar ervaringsregels waarschijnlijk en dus beter voorzienbaar is. Ten tweede is toerekening eerder gerechtvaardigd naar mate het schadelijke gevolg minder ver af staat van de gebeurtenis waarop aansprakelijkheid berust. Ten derde is de aard van de aansprakelijkheid van invloed. Hij kan zowel een ruime of beperkte toerekening meebrengen. In dit kader is het doel van de beschermingsnorm van belang voor de rechtvaardiging, evenals de schuld en de aard van de activiteit. Ten vierde beïnvloedt de aard van de schade de toerekening.3
Bij toepassing van deze stelregels bij schending van zijn civielrechtelijke zorgplicht door de beleggingsdienstverlener is het volgende op te merken. De voorzienbaarheid is bij beleggingsdienstverlening enigszins ambivalent. Enerzijds zijn er veel onzekere factoren. Niet alleen de ontwikkeling van financiële markten is niet altijd voorzienbaar maar ook de beslissing die de cliënt maakt, is dat niet. Anderzijds maakt de beleggingsdienstverlener een risicobeoordeling, waardoor voor hem voorzienbaar is of een onjuiste beoordeling leidt tot schade. Daarnaast bestaat vooral bij waarschuwingsplichten een behoorlijke afstand tussen schending van de civielrechtelijke zorgplicht en de schade, omdat de cliënt uiteindelijk meestal zelf – bij execution only-dienstverlening en beleggingsadvies – een beslissing moet nemen. Bij de weigeringsplicht zijn de schending en de schade daarentegen wel nauw met elkaar verbonden. De aard van de aansprakelijkheid kan bij de civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener bijdragen aan toerekening, omdat zij dient ter bescherming tegen het gevaar van eigen lichtvaardigheid of een gebrek aan inzicht. Wat betreft de aard van de schade, is bij beleggingsdienstverlening sprake van vermogensverlies of winstderving. Bij die schade is minder snel sprake van toerekening dan bij andere soorten schade.4 Kortom bij schending van de civielrechtelijke zorgplicht is er dus een aantal omstandigheden die voor relatief snelle toerekening pleit, terwijl er ook een aantal omstandigheden is dat daar afbreuk aan doet. Het is aan de rechter om deze omstandigheden in een specifiek geval af te wegen. Vaak speelt de leer van de redelijke toerekening binnen het causaal verband slechts een beperkte rol ten opzichte van het csqn-verband. Indien de rechter oordeelt dat de schade kan worden toegerekend aan schending van de civielrechtelijke zorgplicht staat daarmee het causaal verband vast.