Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling visserij
Artikel 62
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2009
- Bronpublicatie:
19-09-2008, Stcrt. 2008, 187 (uitgifte: 26-09-2008, regelingnummer: TRCJZ/2007/3190)
- Inwerkingtreding
01-01-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2008, Stcrt. 2008, 187 (uitgifte: 26-09-2008, regelingnummer: TRCJZ/2007/3190)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
In afwijking van het verbod van artikel 28, onderdeel d, is het uitzetten van graskarpers toegestaan indien:
- a.
de eigenaar van het water waarin de graskarper wordt uitgezet hiermee instemt, en
- b.
het uitzetten van de graskarper plaatsvindt in een water dat:
- 1°
niet in enige open verbinding staat met andere wateren dan wel;
- 2°
van andere wateren is gescheiden door een hekwerk, bestaande uit een spijlenhek met een onderlinge afstand tussen de spijlen van ten hoogste 3 cm of een gaashek, gegalvaniseerd en gelast met vierkante mazen van ten hoogste 2,5 cm.
2.
Het hekwerk, bedoeld in het eerste lid, moet:
- a.
in bodem en talud zijn ingegraven;
- b.
voorzien zijn van een springflap van circa 50 cm schuin omhoog geplaatst onder een hoek van circa 45 graden in de richting van het water waarin de graskarper wordt uitgezet;
- c.
met inbegrip van de in onderdeel b, bedoelde springflap bij de hoogste waterstand ten minste 50 cm boven water uitsteken, en
- d.
aanwezig blijven en in deugdelijke staat te worden gehouden zolang de graskarper in het water dat met het hekwerk wordt afgesloten, aanwezig is.