Einde inhoudsopgave
Besluit bouwwerken leefomgeving
Artikel 4.10 (uitzonderingen drijvend bouwwerk)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
26-04-2022, Stb. 2022, 172 (uitgifte: 05-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
02-03-2021, Stb. 2021, 147 (uitgifte: 26-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 291 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Op een drijvend bouwwerk zijn de paragrafen 4.5.4 tot en met 4.5.6 niet van toepassing. In plaats van de paragrafen 4.2.3, 4.2.4, 4.3.10, 4.5.2, 4.5.3 en 4.5.7 zijn de regels van hoofdstuk 3 van toepassing. Voor artikel 4.78, eerste lid, wordt artikel 3.59, eerste lid, gelezen.
2.
In aanvulling op het eerste lid zijn op een drijvend bouwwerk zonder toegankelijkheidssector de paragraaf 4.2.3, de artikelen 4.30 tot en met 4.32 en paragraaf 4.6.1 niet van toepassing.
3.
Bij het bepalen van de afstand tot de perceelsgrens van een drijvend bouwwerk mag worden uitgegaan van een horizontaal gemeten afstand van 2,5 m vanuit de uitwendige scheidingsconstructie van het drijvende bouwwerk.
4.
Bij toepassing van paragraaf 4.2.10 mag bij een drijvend bouwwerk voor het aansluitend terrein worden gelezen de steiger tussen het drijvende bouwwerk en de wal.