NJ 1935, p. 1488
Art. 2 Geldschieterswet. „Uitleenen van geldsommen". „Overwegend deel" dier sommen. Uitlegging dier sociale wet.
HR 25-03-1935, ECLI:NL:HR:1935:98, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 maart 1935
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, Taverne, Kirberger, de Menthon Bake en Donner
- Zaaknummer
[25031935/NJ_1935,_p._1488]
- Conclusie
Mr. Berger
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS162365:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1935:98, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑03‑1935
- Wetingang
(Geldschieterswet 1932 art. 2; Wet AB art. 11.)
Essentie
Art. 2 Geldschieterswet. „Uitleenen van geldsommen". „Overwegend deel" dier sommen. Uitlegging dier sociale wet.
Samenvatting
Het Hof: De afzonderlijke bedragen der uitgeleende geldsommen zijn de bedragen, die onderscheidenlijk in de akten van geldleening of „schuldbekentenissen" als uitgeleend of ter leen ontvangen zijn vermeld. Dat de schuldenaar in feite minder dan het uitgeleend bedrag in handen krijgt, doet daaraan niet af; de schuldenaar moest ook voor de vooruit te betalen interest en kosten, waartoe hij zelf geen middelen had, een bedrag van den uitleener leenen.
Deze figuur van geldleening behoeft niet als ontoelaatbaar of uitzonderlijk te worden beschouwd.
Aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.