Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/115:115 De wet of de aard van de procedure laat getuigenbewijs niet toe
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/115
115 De wet of de aard van de procedure laat getuigenbewijs niet toe
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS459484:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
PG Bewijsrecht 1988, p. 304.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
“In de gevallenwaarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten, kan, voordat een zaak aanhangig is, op verzoek van de belanghebbende onverwijld een voorlopig getuigenverhoor worden bevolen”, zo bepaalt art. 186 lid 1 Rv. Er is geen reden aan te nemen dat deze voorwaarde niet geldt als de zaak reeds aanhangig is, ook al bepaalt lid 2 dit niet expliciet. De minister ging ook hiervan uit:
“In de eerste plaats valt uit artikel 208 [het huidige artikel 186, EG] af te leiden dat ook ten aanzien van een tijdens een aanhangig geding verzocht voorlopig getuigenverhoor geldt dat dit slechts toelaatbaar is in de gevallen waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten”.1
In twee gevallen is getuigenbewijs niet toegelaten. Ten eerste als de wet getuigenbewijs niet toestaat. Bij de opname van de eerste zinsnede in art. 186 lid 1 Rv is aan deze gevallen gedacht. Ten tweede wordt in de jurisprudentie regelmatig aangenomen dat de aard van de enquêteprocedure en van de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat aan het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. Deze twee gevallen worden achtereenvolgens behandeld in par. 5.2.2.2 en par. 5.2.2.3.