Einde inhoudsopgave
Wet scheepsuitrusting 2016
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
04-11-2020, Stb. 2020, 455 (uitgifte: 18-11-2020, kamerstukken: 35319)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2020, Stb. 2020, 556 (uitgifte: 24-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
Alvorens een schip, niet zijnde een EU-schip, wordt ingeschreven als Nederlands schip, zorgt de eigenaar ervoor dat de scheepsuitrusting wordt vervangen, tenzij:
- a.
de scheepsuitrusting voldoet aan de vereisten gesteld bij of krachtens deze wet en is voorzien van een stuurwielmarkering, of
- b.
kan worden aangetoond dat de uitrusting als gelijkwaardig kan worden beschouwd.
2.
Indien niet kan worden vastgesteld op welke datum de scheepsuitrusting is geplaatst aan boord van een schip wordt de scheepsuitrusting vervangen, tenzij kan worden aangetoond dat de uitrusting als gelijkwaardig kan worden beschouwd.
3.
Voor scheepsuitrusting die als gelijkwaardig wordt beschouwd, wordt een certificaat van gelijkwaardigheid afgegeven, die te allen tijde bij de scheepsuitrusting wordt bewaard. Met het certificaat wordt toestemming gegeven om de scheepsuitrusting aan boord van het schip te houden.
4.
In het certificaat van gelijkwaardigheid kunnen beperkingen of voorschriften betreffende het gebruik van de scheepsuitrusting worden opgenomen.
5.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede tot en met vierde lid.