Einde inhoudsopgave
Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving
Artikel 12 Kunstmatige ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting door middel van commissionairstructuren en soortgelijke strategieën
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
24-11-2016, Trb. 2017, 194 (uitgifte: 13-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-03-2018, Internet 2018, www.verdragenbank.overheid.nl (uitgifte: 23-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / BEPS
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Niettegenstaande de bepalingen van een gedekt belastingverdrag die de uitdrukking ‘vaste inrichting’ omschrijven, maar onverminderd het tweede lid, wanneer een persoon voor een onderneming optreedt in een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag en daarbij gewoonlijk overeenkomsten sluit, of gewoonlijk de voornaamste rol speelt die leidt tot het sluiten van overeenkomsten die stelselmatig zonder materiële wijziging door de onderneming gesloten worden, en die overeenkomsten gesloten zijn:
- a.
in de naam van de onderneming; of
- b.
voor de eigendomsoverdracht of voor het verlenen van het gebruiksrecht van goederen die aan die onderneming toebehoren of ter zake waarvan de onderneming het gebruiksrecht heeft; of
- c.
voor het verstrekken van diensten door die onderneming,
wordt die onderneming geacht in dat verdragsluitende rechtsgebied een vaste inrichting te hebben ter zake van alle activiteiten welke die persoon voor de onderneming verricht, tenzij die activiteiten, indien ze door de onderneming zouden worden uitgeoefend met behulp van een in dat verdragsluitende rechtsgebied gevestigde vaste bedrijfsinrichting van die onderneming, er niet toe zouden leiden dat die vaste bedrijfsinrichting geacht wordt een vaste inrichting te zijn op grond van de definitie van vaste inrichting die is opgenomen in het gedekte belastingverdrag (zoals dat door dit Verdrag gewijzigd kan worden).
2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien de persoon die in een verdragsluitend rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag optreedt voor een onderneming van het andere verdragsluitende rechtsgebied, in het eerstgenoemde verdragsluitende rechtsgebied een bedrijf uitoefent als een onafhankelijke vertegenwoordiger en voor de onderneming handelt in de normale uitoefening van dat bedrijf. Wanneer een persoon evenwel uitsluitend of nagenoeg uitsluitend optreedt voor een of meer ondernemingen waarmee hij nauw verbonden is, wordt die persoon ten opzichte van elke dergelijke onderneming niet geacht een onafhankelijk vertegenwoordiger te zijn in de zin van dit lid.
3
- a.
Het eerste lid is van toepassing in de plaats van bepalingen van een gedekt belastingverdrag die de omstandigheden beschrijven waaronder een onderneming geacht wordt een vaste inrichting te hebben in een verdragsluitend rechtsgebied (of een persoon geacht wordt een vaste inrichting te zijn in een verdragsluitend rechtsgebied) ter zake van een activiteit die een persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger, voor de onderneming uitoefent, maar uitsluitend voor zover die bepalingen betrekking hebben op het geval waarbij die persoon in dat verdragsluitende rechtsgebied een machtiging bezit om in de naam van de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent.
- b.
Het tweede lid is van toepassing in de plaats van bepalingen van een gedekt belastingverdrag op grond waarvan een onderneming niet geacht wordt een vaste inrichting in een verdragsluitend rechtsgebied te hebben ter zake van een activiteit die een onafhankelijke vertegenwoordiger voor de onderneming uitoefent.
4.
Een Partij kan zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn geheel niet toe te passen op haar gedekte belastingverdragen.
5.
Elke Partij die niet het in het vierde lid omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat als omschreven in het derde lid, onderdeel a, alsook het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben.
6.
Elke Partij die niet het in het vierde lid omschreven voorbehoud heeft gemaakt, stelt voor elk van haar gedekte belastingverdragen de depositaris ervan in kennis of het al dan niet een bepaling bevat die is omschreven in het derde lid, onderdeel b, alsook het nummer van het artikel en het lid van elke dergelijke bepaling. Het tweede lid is uitsluitend van toepassing op een bepaling van een gedekt belastingverdrag wanneer al de verdragsluitende rechtsgebieden een dergelijke kennisgeving met betrekking tot die bepaling gedaan hebben.