Einde inhoudsopgave
Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 6.26 Doorvaren van beweegbare bruggen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Redactionele toelichting
In het Staatsblad is lid 8 niet vernummerd naar lid 7.
- Bronpublicatie:
14-10-2015, Stb. 2015, 395 (uitgifte: 04-11-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2015, Stb. 2015, 524 (uitgifte: 21-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De bevoegde autoriteit kan, teneinde de veiligheid of de goede orde van de scheepvaart dan wel het zonder oponthoud doorvaren van de doorvaartopening van een beweegbare brug te verzekeren, wanneer een schip de brug nadert of de doorvaartopening daarvan doorvaart, aan de schipper een verkeersaanwijzing geven.
De schipper is verplicht aan deze aanwijzing gevolg te geven.
2.
Een schip mag niet zonder toestemming van de bevoegde autoriteit ligplaats nemen op een wachtplaats van een beweegbare brug anders dan om te wachten op een brugopening.
3.
Bij het naderen, op een wachtplaats en bij het doorvaren van een beweegbare brug:
- a.
moet een schip dat met een marifooninstallatie is uitgerust uitluisteren op het kanaal van de brug;
- b.
moet een schip snelheid verminderen. Het moet, ingeval het de doorvaartopening niet mag of wil doorvaren, voor het teken B.5 ( bijlage 7) stilhouden;
- c.
mag een schip een ander schip niet voorbijlopen tenzij daartoe een verkeersaanwijzing is gegeven door de bevoegde autoriteit;
- d.
moet een schip voorrang verlenen aan een schip dat recht van voorrang heeft en de rode wimpel voert, bedoeld in artikel 3.17, opdat dit schip zonder oponthoud de brug kan doorvaren;
- e.
mag een schip zonder toestemming van de bevoegde autoriteit geen brandstof innemen.
4.
Voor het doorvaren van de doorvaartopening van een beweegbare brug kunnen tekens worden getoond aan weerszijden van de doorvaartopening op gelijke hoogte dan wel aan de stuurboordszijde daarvan.
Deze tekens betekenen:
- a.
twee rode vaste lichten boven elkaar (teken A.1; bijlage 7):
het doorvaren is verboden, de brug wordt niet bediend;
- b.
één rood vast licht (teken A.1; bijlage 7):
het doorvaren is verboden, de brug wordt bediend;
- c.
een rood vast licht en daaronder een groen vast licht (teken A.11; bijlage 7):
het doorvaren is verboden, maar dit zal aanstonds worden toegestaan;
- d.
één groen vast licht (teken E.1; bijlage 7):
het doorvaren is toegestaan;
- e.
twee groene vaste lichten boven elkaar (tekens E 1, G2; bijlage 7):
het doorvaren is in beide richtingen toegestaan, de brug bevindt zich in geopende stand;
- f.
een rood vast licht en daaronder een groen flikkerlicht (teken A.11.1; bijlage 7):
het doorvaren is verboden, tenzij het schip de doorvaartopening zo dicht is genaderd, dat stilhouden redelijkerwijs niet meer mogelijk is;
- g.
de in de onderdelen a, b of c genoemde markering samen met een geel licht boven de doorvaartopening:
doorvaart niet toegestaan, behalve voor schepen van beperkte hoogte; doorvaart in beide richtingen toegestaan (teken D.1a; bijlage 7);
- h.
de in de onderdelen a, b of c genoemde markering samen met twee gele lichten boven de doorvaartopening:
doorvaart niet toegestaan, behalve voor schepen van beperkte hoogte; doorvaart in de andere richting niet toegestaan (teken D.1b; bijlage 7).
5.
De in het vierde lid onder a, b, d en e bedoelde rode en groene lichten kunnen worden vervangen onderscheidenlijk door het bord van teken A.1 en het bord van teken E.1 ( bijlage 7).
6.
Een schip kan het verzoek tot het bedienen van een beweegbare brug kenbaar maken door het geven van één lange stoot gevolgd door één korte stoot en één lange stoot dan wel door roepen. Het mag dit sein niet herhalen, indien de bevoegde autoriteit heeft te kennen gegeven het te hebben gehoord.
7.
In dit artikel wordt onder een beweegbare brug mede verstaan het beweegbare gedeelte van een brug.