HR, 01-11-2016, nr. 15/04243
ECLI:NL:HR:2016:2461
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-11-2016
- Zaaknummer
15/04243
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2461, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑11‑2016; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1050, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:1050, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2461, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0409
Uitspraak 01‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Afzonderlijke beschikking tot o.a.h.v. ex art. 552f Sv. Art. 23.2 Sv, oproepen belanghebbende. Motorfiets inbeslaggenomen onder belanghebbende, die vervolgens niet is opgeroepen voor de behandeling van de vordering van de OvJ tot o.a.h.v. in raadkamer. Art. 23.2 Sv brengt mee dat belanghebbende voor de raadkamerbehandeling had moeten worden opgeroepen. Uit de aan de HR toegezonden stukken kan niet van zo’n oproeping blijken, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit verzuim heeft betrekking op een wezenlijke grondslag van de raadkamerprocedure, zodat het nietigheid van het onderzoek meebrengt, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd.
Partij(en)
1 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/04243 B
KD/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 april 2015, nummer RK 15/74, gegeven op een vordering als bedoeld in art. 552f Sv, in de zaak van:
[belanghebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft C.M.H. van Vliet, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, teneinde op de bestaande vordering opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de belanghebbende in strijd met art. 23 Sv niet is opgeroepen voor de behandeling van de vordering van de Officier van Justitie tot onttrekking aan het verkeer in raadkamer op 16 april 2015.
2.2.
Blijkens de bestreden beschikking is het goed waarop de in het middel bedoelde vordering van de Officier van Justitie betrekking heeft - en waarvan de Rechtbank de onttrekking aan het verkeer heeft gelast - onder de belanghebbende in beslag genomen. De belanghebbende is blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal niet bij het onderzoek in raadkamer verschenen.
2.3.
Art. 23, tweede lid, Sv brengt mee, voor zover hier van belang, dat de belanghebbende voor de raadkamerbehandeling had moeten worden opgeroepen. Uit de aan de Hoge Raad op de voet van art. 447, tweede lid, Sv toegezonden stukken kan niet van zo een oproeping blijken, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit verzuim heeft betrekking op een wezenlijke grondslag van de raadkamerprocedure, zodat het nietigheid van het onderzoek meebrengt, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd.
2.4.
Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, opdat de zaak op de bestaande vordering opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2016.
Conclusie 13‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Afzonderlijke beschikking tot o.a.h.v. ex art. 552f Sv. Art. 23.2 Sv, oproepen belanghebbende. Motorfiets inbeslaggenomen onder belanghebbende, die vervolgens niet is opgeroepen voor de behandeling van de vordering van de OvJ tot o.a.h.v. in raadkamer. Art. 23.2 Sv brengt mee dat belanghebbende voor de raadkamerbehandeling had moeten worden opgeroepen. Uit de aan de HR toegezonden stukken kan niet van zo’n oproeping blijken, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit verzuim heeft betrekking op een wezenlijke grondslag van de raadkamerprocedure, zodat het nietigheid van het onderzoek meebrengt, ook al is deze niet met zoveel woorden in de wet bedreigd.
Nr. 15/04243 B Zitting: 13 september 2016 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [belanghebbende = betrokkene] |
De Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft bij beschikking van 16 april 2015, op een vordering van de officier van justitie als bedoeld in de artt. 36b Sr en 552f Sv, de onttrekking aan het verkeer gelast van een onder de betrokkene inbeslaggenomen motorfiets.
Namens de betrokkene heeft mr. C.M.H. van Vliet, advocaat te ’s-Gravenhage, twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat de betrokkene ten onrechte niet is opgeroepen voor de behandeling van de vordering van de officier van justitie in raadkamer van 16 april 2015.
3.2. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal is de behandeling van de voornoemde vordering in raadkamer van 22 januari 2015 (bij welke behandeling de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman is verschenen) voor onbepaalde tijd geschorst, met een door de rechter gegeven bevel tot oproeping van de betrokkene en zijn raadsman tegen nader te bepalen zitting. Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal is de betrokkene noch diens raadsman bij het onderzoek in raadkamer van 16 april 2015 verschenen.
3.3. Art. 23 lid 2 Sv brengt mee dat de betrokkene had moeten worden opgeroepen voor het onderzoek in raadkamer van 16 april 2015. Nu uit de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434 lid 1 Sv toegezonden stukken niet van zo een oproeping blijkt, moet ervan worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Dit verzuim brengt nietigheid van het onderzoek mee (vgl. HR 31 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1023). Het middel slaagt.
4. Gelet op het vorenstaande behoeft het tweede middel, dat zich richt tegen de door de rechtbank gegeven last, geen afzonderlijke bespreking.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, opdat de zaak op de bestaande vordering opnieuw wordt behandeld.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG