Einde inhoudsopgave
Wet scheepsuitrusting 2016
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 18-09-2016
- Bronpublicatie:
23-08-2016, Stb. 2016, 322 (uitgifte: 09-09-2016, kamerstukken: 34425)
- Inwerkingtreding
18-09-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-08-2016, Stb. 2016, 322 (uitgifte: 09-09-2016, kamerstukken: 34425)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
De vereisten en beproevingsnormen voor scheepsuitrusting die op grond van de Wet scheepsuitrusting van toepassing waren voor de dag van inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing totdat op grond van deze wet de voor die betreffende scheepsuitrusting geldende vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in werking treden.
2.
Op scheepsuitrusting die op de markt is aangeboden of is geplaatst aan boord van een Nederlands schip na 18 oktober 2000 en voor de dag van inwerkingtreding van deze wet, blijven de artikelen 3, 7 tot en met 15 en 20 tot en met 26 van de Wet scheepsuitrusting alsmede artikel 1, onderdeel 4, van de Wet op de economische delicten van toepassing, zoals die luidden op de dag voorafgaand aan die van de inwerkingtreding van deze wet.
3.
Certificaten en verklaringen die voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van deze wet zijn afgegeven op basis van de Wet scheepsuitrusting, behouden hun geldigheid gedurende de in het certificaat of de verklaring opgenomen geldigheidsduur.
4.
In afwijking van het derde lid, kan Onze Minister verklaren dat een of meer certificaten, of verklaringen hun geldigheid hebben verloren indien niet meer wordt voldaan aan de vereisten op basis waarvan het certificaat of de verklaring is afgegeven.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen, voor zover nodig ter uitvoering van een handeling van de Europese Commissie, aanvullende regels van overgangsrecht worden gesteld.