RFR 2017/135
Familieprocesrecht. Is de beslissing van de raadsheren om de man toe te staan ter zitting in hoger beroep zijn petitum te wijzigen zodanig onbegrijpelijk, dat daaruit de schijn van vooringenomenheid volgt?
Hof Amsterdam 18-07-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3244
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
18 juli 2017
- Magistraten
Mrs. H.M.J. Quaedvlieg, A.R. Sturhoofd, C.E. Buitendijk
- Zaaknummer
200.217.498/01
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS927486:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:2017:3244, Uitspraak, Hof Amsterdam, 18‑07‑2017
- Wetingang
Art. 36, 37, 347, 359 Rv; art. 1:253a BW
Essentie
Familieprocesrecht. Wraking.
Is de beslissing van de raadsheren om de man toe te staan ter zitting in hoger beroep zijn petitum te wijzigen zodanig onbegrijpelijk, dat daaruit de schijn van vooringenomenheid volgt?
Samenvatting
De Rechtbank Den Haag heeft in het kader van een echtscheidingsprocedure bepaald, dat een kind hoofdverblijf heeft bij de vrouw en heeft een zorgregeling vastgesteld. De man is onder meer van de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling in beroep gekomen en heeft het hof verzocht te bepalen, dat de minderjarige in de even schoolweken bij hem verblijft en in de oneven weken bij de vrouw. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.