Rb. Oost-Brabant, 23-03-2020, nr. 8361230 / CV EXPL 20-1244
ECLI:NL:RBOBR:2020:1763
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
23-03-2020
- Zaaknummer
8361230 / CV EXPL 20-1244
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2020:1763, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 23‑03‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Kort geding)
Uitspraak 23‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Mogelijkheid schriftelijk verweer te voeren . Gezien de bijzondere omstandigheden in verband met de corona uitbraak, heeft de voorzieningenrechter, omdat gedaagde sub 1 heeft verklaard dat hij ziekteverschijnselen vertoont, Gedaagde sub 1 in de gelegenheid gesteld schriftelijk zijn bezwaar naar voren te brengen. Dit vonnis wordt daarmee geacht op tegenspraak te zijn gewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: 8361230 / CV EXPL 20-1244
Vonnis in kort geding van 23 maart 2020
in de zaak van
1. [eiser 1] ,
2. [eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] , [land 1] ,
eisers,
advocaat mr. H. Nieuwenhuizen te Eindhoven,
tegen
1. [gedaagde 1] ,
2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden. Waar nodig worden gedaagden afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 12 maart 2020 met 7 producties
- -
het e-mailbericht van [gedaagde 1] van 20 maart 2020 met een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling
- -
de telefonische mededeling van de griffier op 20 maart 2020 dat de mondelinge behandeling doorgang zal vinden en [gedaagden] in de gelegenheid zullen worden gesteld schriftelijk verweer te voeren
- -
de schriftelijke reactie van [gedaagden] bij e-mailberichten van 20 maart 2020 en 23 maart 2020
- -
de mondelinge behandeling op 23 maart 2020, waar [gedaagden] niet zijn verschenen. Ter zitting is vastgesteld dat de dagvaarding op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend aan het adres van [gedaagden] , zodat aan de vereisten voor verstekverlening is voldaan.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft terstond mondeling uitspraak gedaan.
2. De feiten
2.1.
[eisers] zijn eigenaar van de woning aan de [adres] .
2.2.
Omdat [eiser 1] thans werkzaam is op de Nederlandse ambassade in [land 1] , hebben [eisers] de woning verhuurd. Met tussenkomst van mevrouw van [naam] , handelend onder de naam “ [A] ” is de woning verhuurd aan [gedaagden]
2.3.
De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van 24 maanden, ingaande op 1 augustus 2019 en lopende tot en met 31 juli 2021. Er is een huurprijs overeengekomen van € 2.250,00 per maand, inclusief vergoeding voor bijkomende leveringen en diensten. Daarnaast is overeengekomen dat een waarborgsom van € 6.750,00 zou worden betaald. Op de huurovereenkomst zijn de “algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte” van toepassing.
2.4.
Tussen partijen is overeengekomen dat de eerste maand huur en de waarborgsom vóór 1 augustus 2019 betaald zouden zijn. Op 1 augustus 2019 hadden [gedaagden] slechts € 4.500,00 betaald. Het resterende deel ad € 4.500,0 is eerst op 6 augustus 2019 betaald.
2.5.
De huur over de maand september 2019 is eerst op 3 september 2019 betaald. De huur over de maand oktober is op 2 oktober 2019 betaald en de huur over de maand november 2019 op 4 november 2019. Daarna zijn de huurbetalingen helemaal gestopt.
2.6.
Bij brief van 12 februari 2020 heeft de advocaat van [eisers] jegens [gedaagden] aanspraak gemaakt op de achterstallige huurtermijnen, de overeengekomen vergoeding van rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.7.
Op 14 februari 2020 hebben [gedaagden] eenmalig een bedrag betaald aan [eisers] van € 2.250,00. De huidige huurachterstand bedraagt € 5.667,75.
2.8.
[eisers] verblijven sinds 14 maart 2020 in Nederland. Zij verblijven op dit moment in een airbnb. Omdat [land 1] vanwege de corona uitbraak de grenzen heeft gesloten en de ambassade het niet verantwoord acht vanwege de sociale onrust en veiligheidsrisico’s daar naar [land 1] terug te keren, is het voor [eisers] niet mogelijk naar hun woning in [land 1] terug te keren.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
- 1.
[gedaagden] te veroordelen om binnen 8 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met machtiging van [eisers] het vonnis zelf met behulp van de sterke arm van politie en op kosten van [gedaagden] ten uitvoer te leggen,
- 2.
[gedaagden] hoofdelijk te veroordelen aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 5.667,75, te vermeerderen met € 2.250,00 voor iedere maand, ingaande 1 maart 2020, tot aan de dag van ontruiming, vermeerderd met de overeengekomen rente van 1 % per maand,
3. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.250,00 per maand vanaf het moment van ontruiming tot 31 juli 2021, verminderd met de bedragen die [eisers] in het kader van een huurovereenkomst met een opvolgend huurder zullen ontvangen, vermeerderd met de overeengekomen rente vanaf het moment van verschuldigdheid van de betreffende termijnen tot de dag van betaling,
4. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Zij leggen daaraan ten grondslag dat [gedaagden] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. [eisers] hebben een spoedeisend belang bij hun vordering, omdat het voor hen op dit moment niet mogelijk is om naar hun woning in [land 1] terug te keren en zij op dit moment noodgedwongen in een airbnb verblijven. Zij hebben op dit moment geen huurinkomsten uit de door hen verhuurde woning in Nederland, terwijl de hypotheeklasten wel gewoon doorlopen en zij de kosten dragen van de airbnb in Nederland.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer.
4. De beoordeling
4.1.
De Nederlandse rechter heeft in deze zaak rechtsmacht op grond van de hoofdregel van artikel 4 van de herschikte EEX-Vo, nu [gedaagden] hun woonplaats hebben in Nederland. Op grond van artikel 4 van de Rome-I Verordening is Nederlands recht van toepassing.
4.2.
[gedaagden] hebben bij e-mailbericht van 20 maart 2020 om uitstel verzocht van de mondelinge behandeling op 23 maart 2020. De voorzieningenrechter heeft gezien het spoedeisende karakter van deze zaak geen uitstel verleend voor de mondelinge behandeling. Gezien de bijzondere omstandigheden in verband met de corona uitbraak, heeft de voorzieningenrechter, omdat [gedaagde 1] heeft verklaard dat hij ziekteverschijnselen vertoont, [gedaagde 1] in de gelegenheid gesteld schriftelijk zijn bezwaar naar voren te brengen. [gedaagde 1] heeft bij e-mailberichten van 20 maart 2020 om 13.39 uur en 23 maart 2020 om 12.12 uur schriftelijk verweer gevoerd. Dit vonnis wordt daarmee geacht op tegenspraak te zijn gewezen.
4.3.
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten zonder nader onderzoek naar die feiten, beoordeeld worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat, vooruitlopend daarop, gelet op de wederzijdse belangen, toewijzing van de vordering reeds nu gerechtvaardigd is.
4.4.
De door [eisers] gestelde huurachterstand wordt door [gedaagden] niet betwist. Door [gedaagde 1] is nog aangevoerd dat hij niet in staat is om te betalen omdat hij voor zijn inkomsten afhankelijk is van zijn bank die gevestigd is in [stad 1] en [stad 2] en dat zijn inkomsten als gevolg van de corona crisis zijn gestagneerd, maar dit verweer faalt. Voor zover [gedaagden] met hun verweer een beroep hebben willen doen op financieel onvermogen c.q. betalingsonmacht, geldt dat betalingsonmacht, hoe vervelend ook voor [gedaagden] , in de risicosfeer van [gedaagden] ligt en hen niet van hun betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst jegens [eisers] ontslaat. De kantonrechter tekent daarbij aan dat al van aanvang van de huurovereenkomst sprake is van te late betalingen door [gedaagden] , terwijl toen nog geen sprake was van de corona crisis.
4.5.
De conclusie van het vorenstaande is dat de gevorderde huurachterstand en boete zullen worden toegewezen.
4.6.
Vast staat dat [gedaagden] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Gelet op de structurele te late betalingen van de huur en de omvang van de huurachterstand is deze tekortkoming voldoende ernstig om de gevorderde ontruiming, bij wege van voorlopige voorziening, te rechtvaardigen. [gedaagden] hebben ook verklaard dat zij bereid zijn om op korte termijn elders woonruimte te betrekken.
4.7.
Dit betekent dat ook de vordering tot ontruiming voor toewijzing gereed ligt. De gevorderde veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de ontruiming zal, als te onbepaald, worden afgewezen. Tegen de ontruimingstermijn is geen verweer gevoerd, zodat deze wordt gesteld op 8 dagen na betekening van dit vonnis, als gevorderd.
4.8.
De gevorderde dwangsom zal, naast de machtiging van [eisers] het vonnis zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van justitie en politie, eveneens worden toegewezen. Gelet op de huidige omstandigheden in verband met de coronacrisis, kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan dat reële tenuitvoerlegging van het vonnis in iedere situatie kan worden geeffectueerd. In dat verband komt belang toe aan het eveneens opleggen van de mede gevorderde dwangsom, waaraan een maximum en een matigingsclausule van hierna te melden inhoud zal worden verbonden.
4.9.
[eisers] vorderen verder nog betaling van de toekomstige huurtermijnen tot het gehuurde opnieuw door [eisers] is verhuurd. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen, nu deze maanden nog niet opeisbaar zijn en niet valt uit te sluiten dat [eisers] de woning zelf zullen gaan bewonen. De vordering staat daarmee onvoldoende vast en is te verstrekkend voor toewijzing in kort geding.
4.10.
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op: € 740,73.
5. De beslissing
De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van [eisers] zijn, en de sleutels af te geven aan [eisers] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voorzover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, (mede) in aanmerking genomen de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.4.
machtigt [eisers] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien in gebreke blijft aan het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk aan [eisers] te betalen een bedrag van
€ 5.667,75, te vermeerderen met € 2.250,00 voor iedere maand, ingaande 1 maart 2020, tot aan de dag van ontruiming, vermeerderd met de overeengekomen rente van 1 % per maand of gedeelte van een maand dat [gedaagden] niet aan hun verplichtingen hebben voldaan,
5.6.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 740,73, waarvan € 340,73 aan verschotten en € 400,00 aan salaris advocaat,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2020.