NJ 2009, 320
De bij het vonnis van 22 april 2008 gestelde voorwaarde dat de verdachte tot 27 oktober 2008 de Nederlandse Antillen niet mag verlaten is mede in het licht van de artikelen 12 IVBPR en art. 2 Vierde Protocol bij het EVRM ontoelaatbaar, gelet op de duur en de mate waarin zij de verdachte in haar bewegingsvrijheid beperkt (vgl. HR 6 november 2007, NJ 2008, 33). Aan een dergelijke ingrijpende inbreuk in de bewegingsvrijheid van de verdachte moet een wettelijke regeling ten grondslag liggen die voldoet aan de uit art. 2, derde en vierde lid, Vierde Protocol bij het EVRM voortvloeiende eisen van kenbaarheid en voorzienbaarheid. Art. 17c, tweede lid, onder e, SrNa kan niet gelden als zo'n regeling.
HR 25-11-2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0836, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 november 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
08/02250A
- Conclusie
P-G Fokkens
- Noot
N. Keijzer
- LJN
BF0836
- JCDI
JCDI:ADS126965:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BF0836, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑11‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BF0836, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑11‑2008
- Wetingang
Essentie
De bij het vonnis van 22 april 2008 gestelde voorwaarde dat de verdachte tot 27 oktober 2008 de Nederlandse Antillen niet mag verlaten is mede in het licht van de artikelen 12 IVBPR en art. 2 Vierde Protocol bij het EVRM ontoelaatbaar, gelet op de duur en de mate waarin zij de verdachte in haar bewegingsvrijheid beperkt (vgl. HR 6 november 2007, NJ 2008, 33). Aan een dergelijke ingrijpende inbreuk in de bewegingsvrijheid van de verdachte moet een wettelijke regeling ten grondslag liggen die voldoet aan de uit art. 2, derde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.