Hof 's-Hertogenbosch, 28-10-2011, nr. HV 200.096.318/01
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU6079
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
28-10-2011
- Zaaknummer
HV 200.096.318/01
- LJN
BU6079
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU6079, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 28‑10‑2011
Uitspraak 28‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Afwijzing wrakingsverzoek tegen beperking spreektijd voor pleidooi. Op regiezitting in hoger beroep heeft voorzitter strafkamer aan raadsman meegedeeld dat hij maximaal twee uren krijgt voor pleidooi. Bij inhoudelijke behandeling overschrijdt raadsman de hem toegemeten tijd. Hij krijgt dan nog maximaal 15 minuten extra om pleidooi af te ronden. Daarop wraakt raadsman alle leden van de strafkamer. Wrakingskamer acht noch het beperken van tijd voor pleidooi als zodanig, noch de concrete toepassing ervan in het onderhavige geval door de voorzitter blijk geven van vooringenomenheid jegens verzoeker.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE ‘s-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek
Nummer wrakingsverzoek : 157-16-2011
Registratienummer : HV 200.096.318/01
Datum uitspraak : 28 oktober 2011
BESLISSING
op het mondelinge verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak met parketnummer 20-001969-10 van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] op [1962],
wonende te [woonplaats], [adres]
hierna te noemen: “de verzoeker”,
strekkende tot wraking van mrs. [raadsheer 1], [raadsheer 2] en [raadsheer 3], raadsheren in de strafsector van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, hierna gezamenlijk aan te duiden als “de strafkamer”.
Het procesverloop
De wraking van de raadsheren die deel uitmaken van de strafkamer is mondeling verzocht bij gelegenheid van de behandeling van de strafzaak van verzoeker ter terechtzitting van 28 oktober 2011 op de gronden zoals vermeld in het daarvan opgemaakte – verkort – proces-verbaal terechtzitting.
Mrs. [raadsheer 1], [raadsheer 2] en [raadsheer 3] hebben te kennen gegeven niet in de wraking te willen berusten.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek in raadkamer behandeld op 28 oktober 2011, in aanwezigheid van verzoeker en zijn raadslieden, mrs. H.M.W. Daamen en D. Moszkowicz.
Bij die gelegenheid hebben de verzoeker en zijn raadslieden het wrakingsverzoek nog nader toegelicht.
Het standpunt van de verzoeker
Aan het wrakingsverzoek heeft verzoeker ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat de voorzitter van de strafkamer blijk heeft gegeven van vooringenomenheid jegens verzoeker door het niet gunnen van voldoende tijd voor het pleidooi. Hierdoor is verzoeker in zijn verdediging geschaad en is sprake van schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (verder ‘EVRM’)
De twee andere leden van de strafkamer hebben blijk gegeven van vooringenomenheid door zich met de voormelde gang van zaken te verenigen.
Het standpunt van de advocaat-generaal
Advocaat-generaal mr. Th. de Jong heeft mondeling geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
De advocaat-generaal heeft daarbij overwogen dat de verdediging reeds tijdens de regiezitting van 26 juli 2011 van de beperking van de tijd voor het houden van een pleidooi op de hoogte is gesteld. Niet is gebleken dat namens de verzoeker voorafgaand aan de zitting van vandaag in de strafzaak is verzocht om een verlenging van de spreektijd, hoewel de verdediging – gelet op de omvang van de pleitnota – kon begrijpen dat twee uur wellicht niet voldoende zou zijn. Er zijn door de voorzitter van de strafkamer afspraken omtrent de gang van zaken gemaakt. Nu geen sprake is van vooringenomenheid, dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen.
De beoordeling
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan wraking van een bepaalde rechter worden verzocht op grond van feiten of omstandigheden waardoor diens onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Met betrekking tot de aangevoerde gronden voor de wraking stelt de wrakingskamer voorop dat in deze wrakingszaak niet ter beoordeling staat of de strafkamer van het hof al dan niet terecht heeft geoordeeld dat een beperking van de tijdsduur voor het houden van een pleidooi mogelijk is.
Ter beoordeling staat slechts of de leden van de strafkamer van het hof, door aldus te beslissen of in de motivering van de beslissing, blijk hebben gegeven van een vooringenomenheid jegens verzoeker, althans dat de dienaangaande bij verzoeker bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
- i.
In de eerste aanleg heeft de raadsman een pleitnota van 88 bladzijden (bijlagen niet meegeteld) voorgedragen.
ii. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 juli 2011 heeft het hof beslist tot het horen van een aantal getuigen en is het onderzoek geschorst tot 28 oktober 2011 te 09:30 uur ter inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Daarbij heeft het hof overwogen: “Het ochtendgedeelte van de zittingsdag is in beginsel bestemd voor het voorhouden van de stukken aan de verdachte, het bespreken van de persoonlijke omstandigheden en het requisitoir. Na de pauze is er voor de verdediging twee uur gelegenheid voor pleidooi. Daarna is er gelegenheid voor repliek en dupliek en voor het laatste woord.”
iii. Blijkens de toelichting die door de voorzitter van de strafkamer is gegeven tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek is aan de advocaat-generaal voor diens requisitoir een maximale spreektijd gegeven van 30 minuten.
iv. Op de terechtzitting van 28 oktober heeft de raadsman kunnen pleiten van 10.29 – 12.42 uur (met een onderbreking van ca. zes minuten en een tweetal korte interrupties door de voorzitter door het stellen van vragen).
- v.
De voorzitter heeft de raadsman tijdens diens pleidooi herhaaldelijk gewaarschuwd dat deze zijn spreektijd dreigde te overschrijden.
vi. Om 12:45 uur is de terechtzitting onderbroken voor de lunch. De raadsman had toen 69 van de 87 (bijlagen niet meegeteld) bladzijden van zijn pleitnota in hoger beroep voorgedragen. De voorzitter heeft de raadsman meegedeeld dat het hof na de hervatting zou laten weten of en zo ja hoeveel extra spreektijd de raadsman nog kreeg om zijn pleidooi te voltooien.
vii. Meteen na de hervatting van de zitting heeft de voorzitter de raadsman nog vijftien minuten spreektijd gegeven.
viii. Daarop heeft de raadsman alle leden van de strafkamer gewraakt op de bovengenoemde gronden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De wrakingsgronden zien in wezen op ordemaatregelen die door de voorzitter van de strafkamer zijn genomen. Ordemaatregelen staan ter beschikking aan de voorzitter van de meervoudige strafkamer die de leiding heeft van het onderzoek en die de orde op de zitting bepaalt.
De beslissing van de voorzitter van de strafkamer om de spreektijd van de procespartijen te maximeren strekt ter bevordering van een efficiënt verloop van het strafgeding. Op zichzelf geeft een dergelijke beslissing geen blijk van enige vooringenomenheid jegens de procespartijen. Dat zou anders kunnen zijn indien zonder goede grond slechts één partij een beperking krijgt opgelegd, of indien de beperking van de spreektijd zo rigoreus is dat binnen de toegemeten tijd geen reëel requisitoir of reële verdediging kan worden gevoerd.
De beslissing tot het beperken van de spreektijd maakt op zichzelf geen inbreuk op het recht van de raadsman om in zijn pleidooi aan te voeren wat hem in het belang van de verdediging dienstig voorkomt.
In het onderhavige geval hebben zowel het openbaar ministerie als de verdediging een beperking van de spreektijd opgelegd gekregen.
In het onderhavige geval is voorts niet gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor een spreektijd van ten hoogste twee uren (volstrekt) ontoereikend zou zijn om een reëel pleidooi te houden. Er is derhalve geen sprake van een situatie waarbij de verdediging onaanvaardbaar wordt beknot in haar spreektijd.
De beslissing om de spreektijd voor het pleidooi te beperken tot twee uren is op zichzelf dan ook geen grond voor het oordeel dat door die beslissing de rechterlijke onpartijdigheid van de voorzitter schade zou kunnen lijden.
De op de terechtzitting van 28 oktober 2011 gegeven beslissing dat de raadsman, nadat hij ruim twee uren had gepleit, daarenboven nog ten hoogste vijftien minuten extra kreeg, is evenmin een omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
In dit verband wijst het hof er op dat de maximale spreektijd voor het pleidooi reeds in juli 2011 aan de verdediging is meegedeeld, dat de raadsman niet voorafgaande aan de terechtzitting van 28 oktober 2011 heeft verzocht om extra spreektijd en dat de raadsman op deze terechtzitting herhaaldelijk is gewaarschuwd dat hij zijn spreektijd dreigde te overschrijden.
Gelet op vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek van de voorzitter – en daarmede de overige twee leden – ongegrond moet worden geacht en derhalve dient te worden afgewezen.
- B.
E S L I S S I N G
Het hof:
Wijst af het verzoek tot wraking.
Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.
Beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de verzoeker, diens raadslieden, de advocaat-generaal en de raadsheren mrs. [raadsheer 1], [raadsheer 2] en [raadsheer 3].
Aldus gedaan in raadkamer door:
mr. W.H.B. Den Hartog Jager, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. P.A.G.M. Cools, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.J.J. Horevoorts-Jochems, als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2011.