ABRvS, 13-03-2019, nr. 201801044/1/R3
ECLI:NL:RVS:2019:763
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
13-03-2019
- Zaaknummer
201801044/1/R3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2019:763, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 13‑03‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 13‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 30 november 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord-Exloo" vastgesteld.
201801044/1/R3.
Datum uitspraak: 13 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. Stichting Veilig Emmen Noord, gevestigd te Klijndijk, gemeente Borger-Odoorn, en anderen (hierna: Stichting VEN en anderen),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Borger-Odoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Reconstructie N34 afslag Odoorn Noord-Exloo" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en Stichting VEN en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], Stichting VEN en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 februari 2019, waar Stichting VEN en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. W.M. de Boer, advocaat te Groningen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.S. Geelhoed, advocaat te Groningen, en H.G.J.C. Brink en J. Ymker, zijn verschenen. Ook is ter zitting de provincie Drenthe, vertegenwoordigd door M. Pasjes, verschenen.
Overwegingen
1. In Drenthe is inmiddels bijna de hele N34 een volwaardige ongelijkvloerse stroomweg, maar in de gemeente Borger-Odoorn bevinden zich nog de gelijkvloerse aansluitingen Emmen-Noord en Odoorn. Het college van gedeputeerde staten van Drenthe heeft besloten deze beide aansluitingen te vervangen door een ongelijkvloerse aansluiting op de Slenerweg te Klijndijk.
2. Met dit plan wordt voorzien in de afsluiting van de bestaande aansluiting van de N34 ter hoogte van Odoorn. Daarnaast wordt met het plan mogelijk gemaakt om de bestaande parallelweg evenwijdig aan de N34 richting de aansluiting bij Exloo te verbreden en daarnaast een vrijliggend fietspad aan te leggen.
3. [appellant sub 1] woont aan [locatie] in ‘t Haantje. Zijn perceel ligt op ruim 5 km afstand van het plangebied. [appellant sub 1] kan zich niet vinden in de afsluiting van de aansluiting op de N34 ter hoogte van Odoorn.
4. Stichting VEN is gevestigd in Klijndijk. Het beroep van de Stichting is mede ingesteld door negen natuurlijke personen die allen wonen in Klijndijk. Zij wonen allen op meer dan 5 km afstand van het plangebied. Stichting VEN en anderen zijn naar eigen zeggen niet gekend in een aansluiting op de N34 ter hoogte van Klijndijk. Zij wensen dat de bestaande aansluiting op de N34 bij Odoorn wordt opgewaardeerd.
5. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen ziet de Afdeling zich voor de vraag gesteld of [appellant sub 1] en Stichting VEN en anderen kunnen worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Ontvankelijkheid
[appellant sub 1]
6. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."
Artikel 8:1 van de Awb luidt: "Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."
6.1. Om als belanghebbende bij een besluit in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
6.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit.
6.3. [appellant sub 1] woont op een afstand van ongeveer 5 km van het plangebied. Niet is gebleken dat [appellant sub 1] vanaf zijn perceel daar zicht op heeft. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
Voorts heeft [appellant sub 1] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt.
Ook voor zover [appellant sub 1] heeft betoogd dat er sprake is van samenhang tussen het bestemmingsplan en bestemmingsplan "Reconstructie N34 Aansluiting Klijndijk", is de Afdeling van oordeel dat die omstandigheid niet leidt tot de conclusie dat [appellant sub 1] als gevolg van dit bestemmingsplan feitelijke hinder kan ondervinden op zijn perceel.
De conclusie is dat [appellant sub 1] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
Stichting VEN en anderen
7. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Niet is gebleken dat de negen natuurlijke personen door wie het beroep van Stichting VEN en anderen mede is ingesteld, een zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerpplan. Gelet hierop is het beroep, voor zover mede ingesteld door deze personen, niet-ontvankelijk.
7.1. Stichting VEN heeft betoogd dat uit de inhoud van de zienswijze van 8 mei 2017 die Stichting VEN naar voren heeft ingebracht over het ontwerp van het bestemmingsplan "Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk", moet worden afgeleid dat die zienswijze ook betrekking heeft op het ontwerp van het bestreden besluit. Daartoe voeren zij aan dat de beide bestemmingsplannen een zekere samenhang met elkaar hebben, hetgeen ook blijkt uit het feit dat de plannen tegelijkertijd zijn vastgesteld. Verder ziet de inhoud van de zienswijze op het totale traject en de totale verkeerseffecten en de daaraan ten grondslag liggende verkeersonderzoeken, die in het kader van beide bestemmingsplannen zijn uitgevoerd. Daarnaast betogen Stichting VEN en anderen dat, als er al onduidelijkheid bestond over de vraag waarop de zienswijze van Stichting VEN betrekking had, het op de weg van de raad had gelegen om daarover navraag te doen.
7.2. De Afdeling overweegt ten aanzien van het betoog van Stichting VEN, dat uit de inhoud van de zienswijze die zij naar voren heeft gebracht over het ontwerp van het bestemmingsplan "Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk", niet kan worden afgeleid dat de zienswijze mede betrekking heeft op het ontwerp van het bestreden plan. Ook het betoog dat de beide bestemmingsplannen in samenhang moeten worden bezien, leidt niet tot de conclusie dat tegen het bestreden besluit beroep kan worden ingesteld.
Voor zover Stichting VEN heeft betoogd dat het op de weg van de raad had gelegen om Stichting VEN te vragen op welke ontwerpbesluiten de zienswijze betrekking had, overweegt de Afdeling dat uit de bewoordingen van de zienswijze duidelijk blijkt dat deze alleen betrekking heeft op het ontwerp van het bestemmingsplan "Reconstructie N34 aansluiting Klijndijk". Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad Stichting VEN had moeten vragen waarop de zienswijze betrekking had.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat het Stichting VEN in redelijkheid niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpplan. De conclusie is dat het beroep tevens niet-ontvankelijk is voor zover het is ingediend door Stichting VEN.
Conclusie
8. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2019