NJ 1935, p. 1570
Beslag op loon arbeider onder zijn werkgever. Ontslag van den schuldenaar en indienstneming van diens vrouw. Bewering schuldeischer, dat het ontslag van den schuldenaar een schijnhandeling is geweest, in hooger beroep aangevuld met de stelling, dat door dit ontslag de schuldeischers van den schuldenaar zijn benadeeld (art. 1377 B. W.) en voorts dat, indien geen schijnhandeling aanwezig is, de loonvorderlng der vrouw reeds daarom onder het beslag viel, omdat de schuldenaar met zijne echtgenoote in algeheele gemeenschap van goederen was gehuwd.
HR 28-06-1935, ECLI:NL:HR:1935:87, m.nt. Prof. E.M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 juni 1935
- Magistraten
Mrs. Visser, van den Dries, van Gelein Vitringa, Polak, Servatius
- Zaaknummer
[28061935/NJ_1935,_p._1570]
- Conclusie
Mr. Wijnveldt
- Noot
Prof. E.M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS153571:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1935:87, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑06‑1935
- Wetingang
(BW art. 1377, 1637f; Rv art. 742.)
Essentie
Beslag op loon arbeider onder zijn werkgever. Ontslag van den schuldenaar en indienstneming van diens vrouw. Bewering schuldeischer, dat het ontslag van den schuldenaar een schijnhandeling is geweest, in hooger beroep aangevuld met de stelling, dat door dit ontslag de schuldeischers van den schuldenaar zijn benadeeld (art. 1377 B. W.) en voorts dat, indien geen schijnhandeling aanwezig is, de loonvorderlng der vrouw reeds daarom onder het beslag viel, omdat de schuldenaar met zijne echtgenoote in algeheele gemeenschap van goederen was gehuwd.
Samenvatting
Hof: De stelling van appellante doet denken aan een beroep op art. 1377 B. W. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.