Richtlijn 96/59/EG verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-09-1996
- Bronpublicatie:
16-09-1996, PbEG 1996, L 243 (uitgifte: 24-09-1996, regelingnummer: 96/59/EG)
- Inwerkingtreding
16-09-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-09-1996, PbEG 1996, L 243 (uitgifte: 24-09-1996, regelingnummer: 96/59/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
Richtlijn van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCTs)
De Raad van de Europese Unie,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),
- (1)
Overwegende dat bij Richtlijn 76/403/EEG van de Raad van 6 april 1976 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (4) een onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten is ingevoerd; dat die voorschriften evenwel ontoereikend blijken en dat de huidige stand van de techniek het mogelijk maakt de voorwaarden voor verwijdering van de PCB's te verbeteren; dat genoemde richtlijn derhalve door een nieuwe richtlijn dient te worden vervangen;
- (2)
Overwegende dat Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (5), de aandacht vestigt op de noodzaak om deze gehele problematiek op gezette tijden opnieuw te bestuderen teneinde geleidelijk tot een algeheel verbod op PCB's en PCT's te komen;
- (3)
Overwegende dat de veilige verwijdering van afval dat niet gerecycleerd of hergebruikt kan worden, een van de doelstellingen vormt van de resolutie van de Raad van 7 mei 1990 betreffende het afvalstoffenbeleid (6), die is bekrachtigd met het vijfde actieprogramma inzake het milieu en duurzame ontwikkeling, waarvan de algemene aanpak en strategie door de Raad en de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, zijn bevestigd bij resolutie van 1 februari 1993 (7);
- (4)
Overwegende dat overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (8), passende maatregelen moeten worden genomen om het onbeheerd achterlaten, het lozen of ongecontroleerd verwijderen van afvalstoffen, alsmede het gebruik van procédés of methoden die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, te voorkomen;
- (5)
Overwegende dat voor de verwijdering van PCB's, in verband met de risico's die zij vormen voor het milieu en voor de gezondheid van de mens, algemene verplichtingen inzake de gecontroleerde verwijdering van de PCB's en de reiniging of verwijdering van de apparaten noodzakelijk zijn;
- (6)
Overwegende dat deze maatregelen zo spoedig mogelijk moeten worden genomen, onverminderd de door de Lid-Staten aangegane internationale verplichtingen en met name de in besluit PARCOM 92/3 vervatte verplichtingen (9); dat de geïnventariseerde PCB's uiterlijk aan het einde van het jaar 2010 verwijderd moeten zijn;
- (7)
Overwegende dat de verwijdering van de PCB's een tijdelijk probleem van voorbijgaande aard is en dat sommige Lid-Staten die niet over verwijderingsinstallaties voor PCB's beschikken, zich in een situatie van overmacht bevinden; dat er derhalve reden is om het nabijheidsbeginsel flexibel te interpreteren, teneinde Europese solidariteit op dit gebied mogelijk te maken; dat het voorts nodig is om in de Gemeenschap de installaties aan te leggen voor het verwijderen, het reinigen en het opslaan van PCB's;
- (8)
Overwegende dat bij Richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie (10), het maximumgehalte aan PCB's/PCT's van geregenereerde of als brandstof gebruikte olie op 50 ppm is vastgesteld;
- (9)
Overwegende dat Richtlijn 91/339/EEG van de Raad van 18 juni 1991 houdende elfde wijziging van Richtlijn 76/769/EEG(11) het op de markt brengen van bepaalde vervangingsprodukten voor PCB's verbiedt of beperkt en dat deze vervangingsprodukten eveneens volledig dienen te worden verwijderd;
- (10)
Overwegende dat, teneinde de verwerkingscapaciteit voor PCB's te kunnen aanpassen aan de behoeften, de bestaande hoeveelheden PCB's bekend moeten zijn en dat derhalve de apparaten die PCB's bevatten van een etiket moeten worden voorzien en moeten worden geïnventariseerd; dat deze inventarisatie regelmatig moet worden bijgewerkt;
- (11)
Overwegende dat het wegens de kosten en technische problemen die samenhangen met de inventarisatie van apparaten die in lichte mate door PCB's zijn verontreinigd, dienstig is een vereenvoudigde inventaris toe te passen; dat voorts, wegens de geringe risico's die in lichte mate door PCB's verontreinigde apparaten voor het milieu vormen, moet worden bepaald dat zij aan het einde van hun nuttige levensduur worden verwijderd;
- (12)
Overwegende dat het op de markt brengen van PCB's verboden is en dat derhalve het scheiden van de PCB's van andere stoffen voor hergebruik van de PCB's, alsmede het vullen van transformatoren met PCB's, moeten worden verboden; dat echter het onderhoud van transformatoren om veiligheidsredenen mag worden voortgezet om de diëlektrische kwaliteit van de PCB's die zij bevatten te handhaven;
- (13)
Overwegende dat de ondernemingen die de verwijdering en/of de reiniging van de PCB's uitvoeren aan een vergunning moeten worden onderworpen;
- (14)
Overwegende dat er voorwaarden moeten worden bepaald voor het reinigen van apparaten die PCB's bevatten, en dat voor die apparaten een specifieke etikettering verplicht moet worden gesteld;
- (15)
Overwegende dat bepaalde voor de uitvoering van deze richtlijn noodzakelijke technische taken door de Commissie zouden moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG bedoelde comité-procedure;
- (16)
Overwegende dat het, aangezien de installaties voor het verwijderen en reinigen van PCB's beperkt in aantal en capaciteit zijn, noodzakelijk is de verwijdering en/of reiniging van de geïnventariseerde PCB's te plannen; dat voorts voor de niet-geïnventariseerde apparaten een schema voor de inzameling en latere verwijdering ervan moet worden opgesteld; dat voor dit schema zo nodig gebruik kan worden gemaakt van de bestaande mechanismen inzake afvalstoffen in het algemeen en geen rekening hoeft te worden gehouden met zeer geringe hoeveelheden PCB's die in de praktijk niet kunnen worden opgespoord,
Heeft de volgende Richtlijn vastgesteld:
Voetnoten
PB nr. C 319 van 12. 12. 1988, blz. 57, en PB nr. C 299 van 20. 11. 1991, blz. 9.
PB nr. C 139 van 5. 6. 1989, blz. 1.
Advies van het Europees Parlement van 17 mei 1990 (PB nr. C 149 van 18. 6. 1990, blz. 150) en 12 december 1990 (PB nr. C 19 van 28. 1. 1991, blz. 83), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 27 november 1995 (PB nr. C 87 van 25. 3. 1996, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 22 mei 1996 (PB nr. C 166 van 10. 6. 1996, blz. 76).
PB nr. L 108 van 26. 4. 1976, blz. 41.
PB nr. L 262 van 27. 9. 1976, blz. 201. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/60/EG (PB nr. L 365 van 31. 12. 1994, blz. 1).
PB nr. C 122 van 18. 5. 1990, blz. 2.
PB nr. C 138 van 17. 5. 1993, blz. 1.
PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 94/3/EG van de Commissie (PB nr. L 5 van 7. 1. 1994, blz. 15).
Ministeriële bijeenkomst van de Commissie van Oslo en Parijs van 21 en 22 september 1992.
PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48).
PB nr. L 186 van 12. 7. 1991, blz. 64.