HR, 28-02-2012, nr. S 11/04455 H
ECLI:NL:HR:2012:BV7166
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28-02-2012
- Zaaknummer
S 11/04455 H
- LJN
BV7166
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BV7166, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑02‑2012; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑02‑2012
Inhoudsindicatie
Herziening. Bij HR LJN BM4026, is een eerdere aanvrage tot herziening van het arrest van het Hof afgewezen. V.zv. de onderhavige aanvrage steunt op gronden die in deze beslissing ongenoegzaam zijn geoordeeld, kan zij niet worden ontvangen. Aan de inhoud van aan de aanvrage gehechte stukken waaruit blijkt dat de aanvrager in 2010 aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum de gevraagde informatie heeft verstrekt, kan gelet op de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet een ernstig vermoeden worden ontleend als bedoeld in art. 457.1.2º Sv. In zoverre is de aanvrage kennelijk ongegrond.
28 februari 2012
Strafkamer
nr. S 11/04455 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 30 juli 2007, nummer 21/000541-07, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem van 6 februari 2007 - de aanvrager ter zake van "in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of een tegemoetkoming meermalen gepleegd" veroordeeld tot 2 weken gevangenisstraf, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Ten laste van de aanvrager is bewezenverklaard dat:
"verdachte in de periode van 6 oktober 2000 tot 21 oktober 2004, in Nederland, telkens als curator en bewindvoerder van [betrokkene 1], in strijd met een verdachte krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, (te weten de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens aan de gemeente Renkum, dan wel aan het bestuur van die gemeente te verstrekken, immers heeft verdachte telkens niet (volledig) aan genoemde instanties gemeld - zakelijk weergegeven - dat [betrokkene 1] over vermogen heeft beschikt en heeft kunnen beschikken hetwelk het (zogenaamde) bescheiden vermogen (ver) te boven ging en dat [betrokkene 1] over een of meer bankrekeningen heeft beschikt en/of heeft kunnen beschikken welke bij de gemeente Renkum niet bekend waren en/of dat [betrokkene 1] inkomsten heeft genoten uit onbekende bron(nen), terwijl deze feiten kunnen strekken tot bevoordeling van [betrokkene 1], zulks terwijl verdachte wist, of redelijkerwijs moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van [betrokkene 1]s recht op verstrekking en/of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte en/of duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming."
3.2. In de aanvrage wordt het volgende aangevoerd:
"Indien de bij dit verzoekschrift gevoegde bescheiden bij het onderzoek op de terechtzitting van het Gerechtshof Arnhem waren betrokken dan had dit tot een andere uitspraak geleid, namelijk vrijspraak dan wel een veroordeling op grond van de mindere strafbepaling van artikel 447d Sr.
Ook indien het Gerechtshof Arnhem vermeende schendingen van de inlichtingenplicht van verzoeker had onderzocht in het licht van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, de intrekkingsbesluiten van de gemeente Renkum, alsmede de opstelling van de gemeente Renkum in 2010 en 2011 bij haar constatering dat sprake is van een haar onbekende bankrekening met een bedrag dat de grens van het vrij te laten vermogen overschrijdt, dan had dit onderzoek moeten leiden tot vrijspraak van verzoeker dan wel tot het oordeel dat geen sprake is van het opzettelijk niet verstrekken van voor de vaststelling van het recht op bijstand noodzakelijke gegevens. Voor zover verzoeker dan strafbaar zou zijn, is dit op grond van de mindere strafbepaling van art. 447d Sr."
3.3. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.4. Bij arrest van de Hoge Raad van 11 mei 2010, LJN BM4026, is een eerdere aanvrage tot herziening van het arrest van het Hof afgewezen. Voor zover de onderhavige aanvrage steunt op gronden die in deze beslissing ongenoegzaam zijn geoordeeld, kan zij niet worden ontvangen.
3.5. Aan de aanvrage zijn, voor zover hier van belang, de volgende stukken gehecht:
(i) een brief van 25 januari 2010 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum aan [betrokkene 1], de zuster van de aanvrager, inhoudende een verzoek om informatie met betrekking tot een saldo van € 10.488,00 op het in die brief genoemde bankrekeningnummer;
(ii) een email van 4 februari 2010 van de aanvrager aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum, inhoudende informatie met betrekking tot het hiervoor genoemde bankrekeningnummer en het saldo;
(iii) een brief van 10 maart 2010 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum aan [betrokkene 1] voornoemd, inhoudende als beslissing van het college van burgemeester en wethouders dat de uitkering ongewijzigd wordt gecontinueerd.
3.6. Aan de inhoud van de hiervoor vermelde bescheiden waaruit blijkt dat de aanvrager in 2010 aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum de gevraagde informatie heeft verstrekt, kan gelet op de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet een ernstig vermoeden worden ontleend als hiervoor onder 3.3 bedoeld. In zoverre is de aanvrage kennelijk ongegrond.
3.7. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk voor zover deze steunt op gronden die in de eerdere herziening ongenoegzaam zijn geoordeeld;
wijst de aanvrage tot herziening voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 28 februari 2012.