Hof Leeuwarden, 22-11-2012, nr. 24-002252-12
ECLI:NL:GHLEE:2012:BY3915
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
22-11-2012
- Zaaknummer
24-002252-12
- LJN
BY3915
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2012:BY3915, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 22‑11‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑11‑2012
Inhoudsindicatie
In de avond van 21 september 2012 en in de daarop volgende nacht heeft zich in Haren in het kader van de gebeurtenis die mondiaal bekend geworden is als Project X Haren op zeer grootschalige en ongekend heftige wijze openlijk geweld voorgedaan, gedurende een aantal uren. Dit geweld ging met name uit van tientallen, zo niet honderden, bezoekers van een middels berichtgeving via social media en klassieke media bekend geworden evenement in Haren (Project X) en richtte zich voornamelijk tegen ordehandhavers van de politie en de Mobiele Eenheid die ter plaatse waren ingezet om dat evenement zo nodig te begeleiden en eventuele ordeverstoringen in te tomen en tegen te gaan. Het aangewende geweld bestond onder meer hierin dat massaal, dat wil zeggen door grote aantallen mensen, gegooid werd met allerlei voorwerpen, waaronder flessen, stenen of tegels dan wel delen daarvan, in de richting van politiefunctionarissen en leden van de Mobiele Eenheid. De verdachte heeft zich in dit kader schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen personen, waarbij zijn bijdrage aan het geweld heeft bestaan in het gooien van een leeg krat in de richting van de leden van de Mobiele Eenheid zonder daarbij daadwerkelijk iemand te raken. Het bewezen verklaarde delict is een ernstig strafbaar feit, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit - een vrijheidsbenemende straf in beginsel een passende en noodzakelijke reactie is. Gelet echter met name op het ontbreken van enige strafrechtelijke recidive en gelet op het relatief geringe individuele aandeel van de verdachte in het bewezen verklaarde delict, kan in dit geval worden volstaan met de oplegging van een combinatie van een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van de door de advocaat-generaal gevorderde duur (zestig uren), en een voorwaardelijke geldboete van de door de advocaat-generaal gevorderde hoogte (€ 600,-). Aan deze voorwaardelijke geldboete verbindt het hof als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde uiterlijk op 1 juli 2013 een geldbedrag van vijfhonderd euro zal storten op een rekeningnummer ten behoeve van een instelling die zich ten doel stelt de belangen van slachtoffers van Project X Haren te behartigen, met dien verstande dat uiterlijk op 1 april 2013 een uitvoeringsregeling met betrekking tot die instelling opgesteld en gepubliceerd is. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in de vorderingen tot schadevergoeding.
Partij(en)
Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002252-12
Uitspraak d.d.: 22 november 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 oktober 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 november 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een geldboete van € 600,-, subsidiair twaalf dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte onder vermelding van het parketnummer
24-002252-12 en onder vermelding van "Haren" uiterlijk op 1 februari 2013 een geldbedrag van € 500,- zal storten op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen zal toewijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. D.C. Keuning, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof op onderdelen tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2012 in de gemeente Haren met een ander of anderen,
op of aan de openbare weg, de Kerkstraat, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer, aldaar aanwezige, politiefunctionarissen en/of leden van de Mobiele Eenheid, welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien en/of werpen van een (bier)krat, tegen, naar of in de richting van die politiefunctionarissen en/of leden van de Mobiele Eenheid.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij op 21 september 2012 naar Haren is gegaan en dat hij daar kort na zijn aankomst op straat een (leeg) bierkrat heeft gegooid in de richting van de Mobiele Eenheid en dat hij daarop volgend is aangehouden. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij zich op dat moment heeft bevonden in een menigte mensen die joelde en schreeuwde naar de Mobiele Eenheid en dat hij heeft gezien dat er dingen (het hof begrijpt: stenen en andere voorwerpen) vielen (het hof begrijpt: op straat vielen).
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat het wettig bewijs ontbreekt, nu het politie-onderzoek, gelet op de daarin opgenomen processen-verbaal en het daarin opgenomen arrestantenbegeleidingsformulier, geen éénduidige informatie geeft over het juiste tijdstip van aanhouding van de verdachte.
Nu het proces-verbaal van aanhouding daarmee onvoldoende betrouwbaar is, is het tevens de vraag wat de betrouwbaarheid is van de overige opgemaakte processen-verbaal die zich in het strafdossier bevinden, aldus de raadsman.
Het hof stelt op basis van het strafdossier vast dat de verdachte is aangehouden om
- 23.18.
uur. Dat volgt uit het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van
- 24.
september 2012 en strookt met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof, inhoudende dat hij kort na zijn aankomst in Haren, hetgeen naar het hof uit het proces-verbaal van verhoor van de verdachte begrijpt kort na 23.00 uur is geweest, op straat een (leeg) bierkrat heeft gegooid in de richting van de Mobiele Eenheid en dat hij vervolgens is aangehouden.
Dat in het proces-verbaal van aanhouding is vastgelegd dat de verdachte om 22.23 uur is aangehouden, moet op een kennelijke vergissing berusten, aangezien de verdachte blijkens zijn verklaring tegenover de politie op dat moment nog niet in Haren was gearriveerd.
Dat op het arrestantenbegeleidingsformulier is vastgelegd "aanh 00.15", hetgeen er op lijkt te duiden dat daarmee is bedoeld aan te geven dat de verdachte om 00.15 uur is aangehouden, moet eveneens op een kennelijke vergissing berusten.
In het bevel tot in verzekering stelling, dat als tijdstip van aanhouding 00.15 uur aangeeft, is kennelijk voortgeborduurd op de kennelijk onjuiste vermelding van het tijdstip van aanhouding van de verdachte op het arrestantenbegeleidingsformulier.
De enkele omstandigheid dat in het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte een kennelijke vergissing voorkomt met betrekking tot het juiste tijdstip van aanhouding van de verdachte kan - mede gelet op de vrijwel puntgave bekennende verklaring van de verdachte, welke verklaring een treffende gelijkenis vertoont met de inhoud van het proces-verbaal van aanhouding - zonder nadere onderbouwing, welke ontbreekt, niet leiden tot de conclusie van de raadsman dat de inhoud van het proces-verbaal van aanhouding onbetrouwbaar is.
Dit geldt op dezelfde gronden evenzeer voor de overige stukken van het politie-onderzoek.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het verweer van de raadsman, strekkende tot vrijspraak.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 september 2012 in de gemeente Haren met anderen op of aan de openbare weg, de Kerkstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aldaar aanwezige leden van de Mobiele Eenheid, welk geweld bestond uit het opzettelijk gooien van een bierkrat in de richting van die leden van de Mobiele Eenheid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij met name rekening gehouden met het volgende.
In de avond van 21 september 2012 en in de daarop volgende nacht heeft zich in Haren in het kader van de gebeurtenis die mondiaal bekend geworden is als Project X Haren op zeer grootschalige en ongekend heftige wijze openlijk geweld voorgedaan, gedurende een aantal uren. Dit geweld ging met name uit van tientallen, zo niet honderden, bezoekers van een middels berichtgeving via social media en klassieke media bekend geworden evenement in Haren (Project X) en richtte zich voornamelijk tegen ordehandhavers van de politie en de Mobiele Eenheid die ter plaatse waren ingezet om dat evenement zo nodig te begeleiden en eventuele ordeverstoringen in te tomen en tegen te gaan. Het aangewende geweld bestond onder meer hierin dat massaal, dat wil zeggen door grote aantallen mensen, gegooid werd met allerlei voorwerpen, waaronder flessen, stenen of tegels dan wel delen daarvan, in de richting van politiefunctionarissen en leden van de Mobiele Eenheid.
De verdachte heeft zich in dit kader schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen personen, zoals hierboven bewezen verklaard. Hij heeft door zijn handelwijze een bijdrage geleverd aan het massale en buitensporige geweld tegen leden van de Mobiele Eenheid. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij dat deel van het publiek dat hier ongewild getuige van is geweest. Daarnaast is dergelijk openlijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Ter zake van een dergelijk delict hanteert het hof een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf impliceert. Het hof heeft er echter rekening mee gehouden dat de verdachte in het plegen van openlijk geweld, zoals bewezen verklaard, een minder prominent aandeel heeft gehad dan vele andere mededaders. Het hof heeft bovendien geen aanwijzingen aangetroffen die aanleiding geven om de verdachte te beschouwen als zogenaamde hooligan of harde kern relschopper, te weten als iemand die
naar Haren is gegaan enkel en alleen om daar rellen te gaan schoppen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit. Er zijn derhalve geen justitiële antecedenten aanwezig die van belang kunnen zijn bij de strafoplegging.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens uit het strafdossier is gebleken.
Naar het oordeel van het hof is het bewezen verklaarde delict een ernstig strafbaar feit, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit - een vrijheidsbenemende straf in beginsel een passende en noodzakelijke reactie is.
Gelet echter met name op het ontbreken van enige strafrechtelijke recidive en gelet op het relatief geringe individuele aandeel van de verdachte in het bewezen verklaarde delict, kan in dit geval worden volstaan met de oplegging van een combinatie van een onvoorwaardelijke taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van de door de advocaat-generaal gevorderde duur, en een voorwaardelijke geldboete van de door de advocaat-generaal gevorderde hoogte.
Met betrekking tot de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde
- -
die door het openbaar ministerie tot inzet is gemaakt van dit versneld in behandeling genomen hoger beroep - overweegt het hof het volgende.
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de oplegging gevorderd van de bijzondere voorwaarde dat de verdachte een geldbedrag van € 500,- zal storten op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dit met dien verstande dat de storting van genoemd geldbedrag plaatsvindt ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen, als bedoeld in artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht. Met deze instelling is niet bedoeld het Schadefonds Geweldsmisdrijven, aldus de advocaat-generaal, maar een aparte instelling ter zake waarvan nog een uitvoeringsregeling opgesteld zal worden en ter zake waarvan stortingen zullen plaatsvinden op een apart rekeningnummer dat ten behoeve van die instelling wordt beheerd door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Het hof overweegt dat de door de advocaat-generaal bedoelde instelling zijn wettelijke grondslag vindt in artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht en dat ter zake van een dergelijke instelling in de wet geen eisen zijn gesteld. Dat is anders ten aanzien van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, ter zake waarvan de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven in het leven is geroepen. Deze wet kent blijkens de inhoud van de wet en de Memorie van Toelichting op deze wet en op de daarop aangebrachte wetswijzigingen een beperkt toepassingsbereik. Het moet gaan om schrijnende gevallen (nader omschreven in artikel 3, eerste lid, onder a van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven) die niet op andere wijze financieel gecompenseerd kunnen worden ter zake van schade als gevolg van lichamelijk letsel (materiëel en immateriëel) ten gevolge van een ernstig geweldsmisdrijf.
Uitkeringen door de instelling zoals door de advocaat-generaal in zijn eis benoemd kunnen nadrukkelijk ook in het kader van materiële schade van andere aard plaatsvinden.
Gelet op deze doelstelling houdt het hof het er voor dat de door de advocaat-generaal genoemde instelling een instelling in de zin van artikel 14c, tweede lid, onder 4 van het Wetboek van Strafrecht betreft en dat de normering van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven op deze instelling niet van toepassing is.
Het hof stelt vast dat in de wet geen beperkende voorwaarden zijn gesteld aan de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde en stelt voorop dat dit onderdeel van de strafeis moet worden beschouwd als een initiatief ten behoeve van de slachtoffers van Project X Haren. Dat de verdachte hieraan een financiële bijdrage van
€ 500,- dient te leveren, is een redelijke eis.
Het hof zal die bijzondere voorwaarde daarom opleggen.
Nu de advocaat-generaal de doelstelling van de instelling waaraan verdachte een betaling zou moeten doen specifiek benoemd heeft en het hof eraan hecht dat de door de betreffende instelling beheerde gelden ook voor dat doel worden aangewend, terwijl thans de betreffende instelling nog niet is opgericht, laat staan dat geregeld is op welke wijze uitvoering gegeven kan worden aan de schadeafwikkeling, stelt het hof bij de oplegging van deze voorwaarde als voorwaarde dat binnen afzienbare termijn een uitvoeringsregeling zal worden opgesteld ten behoeve van deze instelling.
Het hof zal daarom bepalen dat een uitvoeringsregeling uiterlijk op 1 april 2013 opgesteld en gepubliceerd dient te zijn en dat de verdachte binnen drie maanden na 1 april 2013, dat wil zeggen uiterlijk op 1 juli 2013, € 500,- dient te hebben gestort op het genoemde rekeningnummer, onder vermelding van "Haren" en het parketnummer 24-002252-12.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht.
Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partijen zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd, dat deze benadeelde partijen in eerste aanleg niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vordering en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw hebben gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoeding in de strafzaak in hoger beroep voort.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn, mede nu deze vorderingen gemotiveerd zijn bestreden, niet op eenvoudige wijze vast te stellen. De verdediging heeft aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat het causaal verband ontbreekt tussen de geclaimde schade en het aan de verdachte ten laste gelegde en door het hof thans bewezen verklaarde feit. Dat causaal verband staat ook voor het hof ter discussie, nu onduidelijk is of de door de benadeelde partijen geclaimde schade op enigerlei wijze veroorzaakt kan zijn door een groep mensen waartoe de verdachte heeft behoord, op een moment waarop en op een locatie waar de benadeelde partijen zich geconfronteerd zagen met die groep mensen, onder wie de verdachte.
Het hof betrekt in zijn oordeel dat uit de door de benadeelde partijen gegeven toelichting en de door hen ook gedane aangiften blijkt dat zij gedurende een aantal uren en op verschillende plaatsen agressief zijn bejegend, zowel verbaal als fysiek. Voorts betrekt het hof daarbij dat verdachtes bijdrage aan het geweld kennelijk heeft plaatsgevonden op enig moment tussen 23.00 uur en 23.18 uur en heeft bestaan in het gooien van een leeg krat in de richting van de leden van de Mobiele Eenheid zonder daarbij daadwerkelijk iemand te raken.
Het hof wenst te benadrukken dat het hof de ernst van de situatie voor de benadeelde partijen alleszins onderkent en dat een vergoeding van de gevorderde immateriële schade beslist op zijn plaats is. Echter, er zijn in het strafdossier en in de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen onvoldoende specifieke aanwijzingen aanwezig die in de richting van een schadeveroorzakende gedraging van de verdachte of de groep waartoe hij behoorde jegens de benadeelde partijen wijzen.
Nader onderzoek hiernaar zou, mede gelet op de relatief geringe hoogte van de vorderingen, een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, zodat de vorderingen zich niet lenen voor behandeling in de strafzaak. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof de benadeelde partijen in de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren, met bepaling dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partijen, als de in het ongelijk gestelde partijen, te worden veroordeeld in de kosten van de strafzaak door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde uiterlijk op 1 juli 2013, onder vermelding van "Haren" en het parketnummer 24-002252-12, een geldbedrag van
€ 500 (vijfhonderd euro) zal storten op rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, ten behoeve van een instelling die zich ten doel stelt de belangen van slachtoffers van Project X Haren te behartigen, waartoe uiterlijk op 1 april 2013 een uitvoeringsregeling opgesteld en gepubliceerd is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 22 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.