Rb. Amsterdam, 02-06-2020, nr. 683952 / FA RK 20.2837
ECLI:NL:RBAMS:2020:3029
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
02-06-2020
- Zaaknummer
683952 / FA RK 20.2837
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2020:3029, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 02‑06‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 02‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Beschikking wijziging verplichte zorg.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/683952 / FA RK 20/2837
kenmerk: OMZ399775
Beschikking wijziging machtiging verplichte zorg Wvggz
Beschikking van 2 juni 2020 naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Rusland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.H. van Keulen te Amsterdam.
1. Procesverloop
1.1
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffier op 12 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 2 april 2020 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.
Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat, ter voorkoming van verdere verspreiding van het Coronavirus, in dit soort zaken telefonisch wordt gehoord en de rechtbank zich dus niet naar de instelling/verblijfplaats van betrokkene begeeft om hem/haar aldaar te horen. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat door of namens betrokkene geen bezwaar is gemaakt tegen deze manier van horen.
Omdat er geen tolk in de Engelse taal was opgeroepen is, met instemming van de advocaat en de artsen, besloten de zaak toch te behandelen in de Engelse taal.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- advocaat betrokkene, mr. C.H. van Keulen;
- arts, S. Lingius;
- psychiater, M.A. Harfterkamp.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.
2. Beoordeling
2.1.
Ten aanzien van betrokkene is op 2 april 2020 een zorgmachtiging afgegeven die geldt tot en met uiterlijk 2 juli 2020. Daarbij is bepaald dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
het toedienen van medicatie voor de periode van drie maanden;
het verrichten van medische controles voor de periode van drie maanden;
het beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van drie maanden;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de periode van drie maanden;
het opnemen in een accommodatie voor de periode van drie maanden.
2.2.
Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, die door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz.
2.3.
In het verzoekschrift heeft de officier verzocht om de zorgmachtiging op de volgende onderdelen te wijzigen voor de duur van de huidige zorgmachtiging, te weten tot en met 2 juli 2020:
insluiten is nodig gebleken in het kader van verbale en fysieke agressie;
onderzoek aan kleding of lichaam bij verdenking van middelenmisbruik;
onderzoek van woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen vanwege middelenmisbruik;
contoleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen bij verdenking van middelen afgaande op het toestandsbeeld;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
2.4.
Betrokkene is opgenomen met een crisismaatregel in verband met een ernstige eerste psychose. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de arts en de psychiater naar voren gebracht dat er zijn meerdere incidenten zijn geweest waarbij betrokkene hevig emotioneel reageerde en waarbij er sprake was van verbale en fysieke agressie naar voorwerpen. Recent heeft betrokkene de kliniek zonder toestemming verlaten waarna zij een tijd uit beeld is geweest. Zij is in een psychotische toestand teruggekomen, mogelijk veroorzaakt door het gebruik van paddo’s. De huidige verplichte zorg is niet voldoende gebleken om het nadeel voortkomend uit de stoornis te verminderen. Er wordt een wisselend psychiatrisch beeld gezien, waarbij er ook aanwijzingen zijn voor middelenmisbruik. Als het slecht gaat met betrokkene dan is er sprake van een evidente crisis en moet de instelling de mogelijkheid hebben betrokkene te separeren.
2.5
Door en namens betrokkene is verweer gevoerd tegen het wijzigen van de zorgmachtiging. Allereerst brengt de advocaat een formeel punt van bezwaar naar voren. Volgens de advocaat is sprake van een termijnoverschrijding. Het verzoekschrift van de officier van justitie is op 12 mei 2020 ingediend. Aangezien de beslistermijn drie dagen bedraagt, had de rechtbank uiterlijk 15 mei 2020 dienen te beslissen. Inhoudelijk brengt de advocaat naar voren dat er slechts sprake is van een vermoeden van middelenmisbruik. Betrokkene verklaart dat zij al enkele weken geen cannabis heeft gebruikt en dat zij vrijwillig meewerkt aan de behandeling, zowel voor haar verslaving als voor haar psychiatrische problemen. De advocaat verzoekt de voorgestelde wijziging verplichte zorg niet toe te wijzen, nu hier de primaire noodzaak voor ontbreekt.
2.6.
De rechtbank is - met de advocaat - van oordeel dat in het onderhavige geval er sprake is van overschrijding van de beslistermijn, nu eerst op 2 juni 2020 door de rechtbank een beschikking is gegeven op het verzoek om een wijziging zorgmachtiging te verlenen, terwijl dit uiterlijk 15 mei 2020 had moeten gebeuren. Deze omstandigheid betekent echter niet dat daarmee automatisch vaststaat dat betrokkene nadeel heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat dit niet leidt tot een zodanig vormverzuim dat de rechtbank niet toe zou komen tot een inhoudelijke toets van het verzoek.
2.7.
Gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken en het gehouden verhoor blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de wetsgeschiedenis de Wvggz juist is bedoeld om zorg op maat te bieden en om de positie van de betrokkene te verbeteren. De wet waarborgt de rechten van betrokkene meer nu betrokkene verweer kan voeren tegen de diverse vormen van verplichte zorg en er steeds een afweging zal dienen plaats te vinden of de verplichte zorg nog wel noodzakelijk wordt geacht. Op dit moment is nog geenszins sprake van een stabiel toestandsbeeld. Naar het oordeel van de rechtbank wordt ook voldaan aan het beginsel van proportionaliteit om de vormen van verplichte zorg, zoals verzocht door de officier van justitie, toe te wijzen. De vorm ‘insluiten’ is noodzakelijk omdat er nog een wisselend beeld wordt gezien en het nodig is gebleken om betrokken te separeren in het kader van verbale en fysieke agressie. De vormen ‘onderzoek aan kleding of lichaam’, ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen’, controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen bij verdenking van middelen afgaande op het toestandsbeeld en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, zijn noodzakelijk gelet op het middelenmisbruik van betrokken in het verleden. Ten aanzien van de termijn is de rechtbank van oordeel dat de zorgmachtiging voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging toegewezen kan worden.
2.9.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met:
-
insluiten voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
-
onderzoek aan kleding of lichaam vanwege middelenmisbruik voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
-
onderzoek van woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen vanwege middelenmisbruik voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
-
controleren op de aanwezigheid van gedrags-beïnvloedende middelen bij verdenking van middelen misbruik afgaande op het toestandsbeeld voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
-
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokken iets moet doem of nalaten voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging.
3. Beslissing
De rechtbank:
wijzigt de zorgmachtiging die op 2 april 2020 is verleend ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Rusland);
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg, naast de reeds bij beschikking van 2 april 2020 verleende maatregelen, :
het toedienen van medicatie;
het verrichten van medische controles;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
het opnemen in een accommodatie.
tevens de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
insluiten;
onderzoek aan kleding of lichaam vanwege middelenmisbruik;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen vanwege middelenmisbruik;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen bij verdenking van middelen misbruik afgaande op het toestandsbeeld;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 2 juli 2020;
Deze beschikking is op 2 juni 2020 mondeling gegeven door mr. H.M. Patijn, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J. Koomen als griffier en op 3 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.