BNB 2017/91
Onderlingoverlegovereenkomst kan geen inbreuk maken op oordeel hoogste rechter over verdeling heffingsbevoegdheid. Niet-heffen door Duitsland is geen bijzondere omstandigheid die andere verdeling heffingsbevoegdheid rechtvaardigt
HR 06-01-2017, ECLI:NL:HR:2017:6, m.nt. O.C.R. Marres
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 januari 2017
- Magistraten
Mrs. Koopman, Schaap, Fierstra, Groeneveld, Wortel
- Zaaknummer
15/05836
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
O.C.R. Marres
- JCDI
JCDI:ADS169502:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Inkomen uit werk en woning (box 1) - niet-winst
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:6, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑01‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:875, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 26‑08‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑12‑2015
- Wetingang
Art. 25 lid 2 Overeenkomst Nederland-Duitsland 1959 t.v.v.d.b.; art. 25 OESO-Modelverdrag
Essentie
Onderlingoverlegovereenkomst kan geen inbreuk maken op oordeel hoogste rechter over verdeling heffingsbevoegdheid. Niet-heffen door Duitsland is geen bijzondere omstandigheid die andere verdeling heffingsbevoegdheid rechtvaardigt
Samenvatting
Belanghebbende woonde in 2007 in Nederland en heeft voor zijn in Nederland gevestigde werkgever in onder meer Nederland en Duitsland gewerkt. In 2007 heeft hij een ontslagvergoeding ontvangen. Bij zijn aangifte IB/PVV 2007 heeft hij een bedrag als elders belast inkomen in aanmerking genomen, bestaande uit regulier in Duitsland belast loon over 2007 en een door hem aan Duitsland toegerekend deel van de ontslagvergoeding. De Inspecteur heeft toepassing gegeven aan een op basis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.