Einde inhoudsopgave
Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES, tweede gedeelte
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Landsverordening van 15 maart 2001, houdende het overgangsrecht ter zake van de wijzigingen die in de bestaande wetgeving in verband met de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek worden aangebracht, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
14-09-2010, Stb. 2010, 509 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 07-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
1.
Indien vóór het in werking treden der wet beslag onder een derde was gelegd en op het tijdstip van dit in werking treden nog geen oproeping tot het doen van een verklaring als bedoeld in de artikelen 353 en 604 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals dat tevoren gold, was uitgebracht, geschiedt vanaf de aanvang van de termijn bedoeld in artikel 604, zoals dit toen luidde, de verdere afwikkeling van het beslag met toepassing van het nadien geldende recht. Zo niet binnen die termijn of, indien die termijn vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet was aangevangen, binnen een maand na dat tijdstip, aan de derde een exploit is betekend, waarbij is voldaan aan de eisen van artikel 475 van de wet, zullen de betalingen, door de derde gedaan, van waarde zijn.
2.
Indien een vonnis als bedoeld in de artikelen 614 tot en met 617 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals dat voor het in werking treden der wet gold, nadien wordt uitgesproken, geschiedt de in die artikelen bedoelde uitbetaling en afgifte met overeenkomstige toepassing van de artikelen 477, eerste en vijfde lid, en 478, eerste tot en met derde lid, van de wet en vindt ook de verdere afwikkeling naar het nadien geldende recht plaats.