Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/756
Pandrecht aandelen. Executoriale verkoop door pandhouder van aandelen met statutaire blokkeringsregeling; is voor onderhandse verkoop toestemming voorzieningenrechter nodig? Verhouding art. 2:198 lid 6 BW en art. 3:251 lid 1 BW. Doorbreking rechtsmiddelenverbod.
HR 22-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:972
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 juni 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/03393
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:972, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:308, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑07‑2017
- Wetingang
Essentie
Pandrecht aandelen. Executoriale verkoop door pandhouder van aandelen met statutaire blokkeringsregeling; is voor onderhandse verkoop toestemming voorzieningenrechter nodig? Verhouding art. 2:198 lid 6 BW en art. 3:251 lid 1 BW. Doorbreking rechtsmiddelenverbod.
Tegen een toewijzende beschikking op de voet van art. 3:251 lid 1 BW staat geen hogere voorziening open. Verzoekster tot cassatie is ontvankelijk in haar cassatieberoep nu het cassatiemiddel klaagt dat het hof art. 3:251 lid 1 BW ten onrechte heeft toegepast en daarmee buiten het toepassingsbereik van die bepaling is getreden (een in de rechtspraak ontwikkelde doorbrekingsgrond).
De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.