Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2016379990 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Midden-Nederland, 24-05-2017, nr. 16/660516-16
ECLI:NL:RBMNE:2017:2562, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
24-05-2017
- Zaaknummer
16/660516-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2017:2562, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 24‑05‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2018:7574, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2017-0492
Uitspraak 24‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Drie Poolse mannen hebben zich schuldig gemaakt aan een uitzonderlijk gruwelijke mishandeling van een huisgenoot in 2016 in Bunschoten-Spakenburg. De rechtbank Midden-Nederland veroordeelt twee mannen tot een gevangenisstraf van 5 jaar. Een derde 35-jarige verdachte, die een kleiner aandeel had in de mishandeling, is veroordeeld tot een celstraf van 4 jaar. De drie mannen hadden een gezamenlijk plan om een huisgenoot zijn pinpas en pincode te ontfutselen om zo zijn geld te verkrijgen. Zij pakten de pinpas van hem af en dwongen hem de pincode af te geven door zijn lichaam met een heet strijkijzer te bewerken. Het slachtoffer gaf in paniek een verkeerde code waardoor het pinnen niet lukte. Hij verging van de pijn, maar dat heeft ze er niet van weerhouden om hem daarna opnieuw op gruwelijke wijze te pijnigen door kokend water over zijn gezicht te gooien. Bij het opleggen van de straf zijn meerdere strafverzwarende omstandigheden meegenomen, waaronder de gruwelijke aard van de mishandeling, het hulpeloos achterlaten van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de mannen in hun eigen land. De officier van justitie heeft een lange gevangenisstraf van 9 jaar geëist. Deze eis gaat ver uit boven de landelijke oriëntatiepunten van de rechters. De rechtbank heeft daarom bij het vaststellen van de straf aansluiting gezocht bij strafmaten die passen bij de ernst van dit heftige feit en de ingrijpende gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Hierdoor volgt een langdurige gevangenisstraf van 5 jaar voor de daders, die de mishandelingen feitelijk hebben verricht, en 4 jaar voor de mededader.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling StrafrechtZittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660516-16
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 mei 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1984] te [geboorteplaats] (Polen),
gedetineerd in het Huis van Bewaring Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1
zich op 8 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van diefstal met geweld tegen [slachtoffer] .
onder 2
zich op 8 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van mishandeling al dan niet gepleegd met voorbedachten rade tegen [slachtoffer] .
onder 3
zich op 8 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van een poging tot diefstal.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de aldaar opgenomen geweldshandelingen niet bewezen kunnen worden, omdat dit feit uitsluitend de diefstal van de pinpas betreft. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde zware mishandeling geldt dat deze geweldshandelingen met voorbedachte rade zijn gepleegd, aldus de officier van justitie.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst dat niet als volstrekt ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Het klopt dat verdachte en aangever elkaar kennen en in hetzelfde huis woonden. Verdachte heeft verklaard dat aangever die avond bebloed en in ellendige toestand was thuisgekomen. Verdachte heeft getracht aangever nog te helpen, maar dat wilde aangever niet. Het is dan ook verklaarbaar dat er op meerdere plaatsen in het huis en op kleding bloed is aangetroffen.
Het is ook mogelijk dat verdachte met de pinpas van aangever heeft getracht te pinnen. Het loon van de verschillende bewoners van dit huis werd op verschillende gezamenlijke rekeningen gestort. De bewoners gebruikten dus ook rekeningen, en bijbehorende pinpassen, van elkaar. Het is mogelijk dat verdachte die avond de verkeerde pas heeft meegenomen. Van opzet is in ieder geval geen sprake geweest.
Tot slot is van belang dat getuigen later die avond een aantal Poolse mannen hebben gezien dat samen met een schijnbaar bebloede man passeerde. Dit ondersteunt het scenario dat de mishandeling buiten heeft plaatsgevonden en niet in de woning.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Overwegingen ten aanzien van de tenlastelegging
Het openbaar ministerie heeft ervoor gekozen het gebeuren op 8 december 2016 als drie afzonderlijke feiten ten laste te leggen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting verklaard dat voor deze wijze van ten laste leggen is gekozen omdat er meerdere ‘lagen’ zijn te onderscheiden, te weten eerst het afnemen van de pinpas, het vervolgens ontfutselen van de pincode van aangever met behulp van geweld en ten slotte de poging om geld te pinnen.
Naar het oordeel van de rechtbank doet het op een dergelijke wijze uit elkaar trekken van de verschillende feiten geen recht aan de zaak. In de visie van de rechtbank is er sprake van één feitencomplex, waarbinnen verschillende achtereenvolgende handelingen hebben plaatsgevonden die in onderling verband en onderlinge samenhang dienen te worden bezien. Deze handelingen zijn zowel verdachte als de twee medeverdachten, handelend tezamen en in vereniging, aan te rekenen. De rechtbank komt dan ook tot een meerdaadse samenloop van verschillende strafbare handelingen binnen één en hetzelfde feitencomplex.
Kwalificatie van ‘een goed’
Bovenstaande benadering van de gebeurtenissen op 8 december 2016 heeft tot gevolg dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde diefstal van de pinpas én van een goed, te weten de pincode, welke diefstal is vergezeld door geweld. Aansluitend is getracht met deze pinpas en pincode geld op te nemen.
De rechtbank stelt vast dat eerst de pinpas van aangever in het bezit van verdachte en zijn medeverdachten is gekomen. Aansluitend is aangever gedwongen de bijbehorende pincode bekend te maken. Daarmee is aangever weliswaar niet de feitelijke macht over zijn pincode verloren – de pincode is bij hem immers bekend gebleven – maar aangever is zodoende wel de feitelijke beschikkingsmacht over zijn bankrekening aan verdachte en zijn medeverdachten kwijtgeraakt. Nu de combinatie van pinpas en pincode voorts een economische waarde heeft, kan de pincode, in het geval deze tezamen met de bijbehorende pinpas wordt weggenomen, naar het oordeel van de rechtbank als ‘een goed’ in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt.
Met inachtneming van bovenstaande benadering zal de rechtbank vervolgens overgaan tot de opsomming van de wettige bewijsmiddelen met betrekking tot alle drie de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.1.
Op 19 december 2016 heeft aangever aangifte gedaan tegen drie medebewoners van de woning aan de [adres] te Bunschoten. Deze bewoners zijn genaamd [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Aangever heeft verklaard door alle drie de genoemde mannen te zijn mishandeld en gebrandmerkt, omdat zij geld van hem wilden hebben. De drie mannen hebben met de ING-bankpas van aangever gepind.2.
Aangever verklaarde dat hij op 8 december 2016 in de woning aanwezig was en naar de woonkamer werd geroepen. [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] waren ook in de woning. Aangever werd door [verdachte] aangesproken dat hij, [verdachte] , zijn bankpas wilde. Aangever wilde dat niet. Vervolgens pakten zij de portemonnee van aangever en haalden de bankpas eruit. Aangever moest de pincode aan hen geven. Aangever weigerde om zijn pincode te geven.3.Aangever werd door [medeverdachte 1] tegen een stoel aangedrukt en iemand anders pakte het strijkijzer. [verdachte] zei tegen hen: “Hij gaat de pincode zo opzingen”. De eerste die aangever met het strijkijzer mishandelde was [verdachte] . [medeverdachte 1] hield aangever vast. [verdachte] drukte het strijkijzer tegen de rug van aangever aan. Daarna werd het strijkijzer op zijn buik en daarna op de kuit gezet. [verdachte] was degene die aangever mishandelde met het strijkijzer. [medeverdachte 1] draaide aangever om en hield hem van achteren vast. Aangever gaf daarop de code. [medeverdachte 2] is vervolgens met de bankpas naar de bank gegaan. Daarna kwam [medeverdachte 2] weer binnen en zei dat aangever de verkeerde pincode had gegeven. [medeverdachte 1] pakte aangever opnieuw vast. Vervolgens plaatste [verdachte] het strijkijzer tegen de buik van aangever. Eén van hen zei dat het beter was om water te gaan koken. Aangever weet voor 99% zeker dat [verdachte] dat kokende water over zijn gezicht gooide. Hij zei tegen aangever we gaan heet water over je heen gooien. Aangever heeft zijn gezicht afgeweerd met zijn linkerhand en daarom is zijn linkerhand verbrand. [medeverdachte 2] en [verdachte] gingen met de bankpas voor de tweede maal naar de bank. Aangever bleef achter met [medeverdachte 1] .4.Aangever verklaarde dat, naast de martelingen die ze met het strijkijzer en heet water deden, hij meerdere keren in zijn gezicht werd geslagen door [verdachte] en [medeverdachte 1] .5.
Aangever heeft op 15% van zijn lichaamsoppervlak tweede- en derdegraads brandwonden opgelopen. Daarnaast heeft aangever een aangezichtsfractuur (bovenkaak) en een neusfractuur opgelopen.6.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij woonachtig was in de woning aan de [adres] te Bunschoten en dat hij is genaamd [verdachte] .7.
In de woning aan de [adres] is op 9 december 2016 onderzoek verricht. Tijdens dit onderzoek werd door verbalisanten het volgende waargenomen. Op de vloer van slaapkamer 1 werden enkele bloedvegen aangetroffen. Op het onderste bed van het rechterstapelbed lag een aantal kledingstukken. Verbalisanten zagen op enkele kledingstukken, te weten op twee vesten en een shirt, bloed. Tevens zagen zij bloed op het dekbedovertrek.8.Op de bovenzijde van een van de beddenpoten was over de breedte van ongeveer 14 centimeter bloed zichtbaar. Ook zagen verbalisanten bloed op het frame van het onderste bed van het rechterstapelbed. Nadat het dekbed van het matras was verwijderd zagen verbalisanten een bebloed shirt. Na het verwijderen van de kledingstukken van het matras zagen verbalisanten een grote hoeveelheid bloed op het matras.9.
In de gang werden op verschillende locaties een groot aantal bloedspatten en bloedvegen aangetroffen. In de keuken troffen verbalisanten een strijkijzer aan. Op het snoer zag een verbalisant bloed.10.In de woonkamer werden bloedspatten op de muur, koelkast en televisie aangetroffen. Op de gipswand tussen de zithoek en slaapkamer 3 waren ter hoogte van de zithoek bloedspatten zichtbaar. Ook op de tweezitsbank werd bloed aangetroffen. Er bevond zich onder andere bloed op beide armleuningen en de rechterzitting.11.
De biologische sporen en sporendragers, waaronder het strijkijzer, zijn op de daartoe geëigende wijze veiliggesteld en overgebracht voor vervolgonderzoek bij een daarvoor bestemde instantie.12.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft het strijkijzer onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op het strijkijzer zijn meerdere bloedsporen aangetroffen. De bloedsporen zijn bemonsterd en veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.13.
De bloedsporen betroffen een bemonstering (met bloed) van de stekker van het snoer van het strijkijzer, bemonstering van een bloedspoor aan de voorzijde, een bemonstering van een bloedspoor op het snoer en een bemonstering van een bloedspoor op het snoer nabij de stekker (AAKH8398NL #1, #5, #6 en #7).14.Bij vergelijking van deze bemonsteringen is een match gevonden met het DNA-profiel van het slachtoffer. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen andere persoon (dan het slachtoffer) matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.15.
Uit onderzoek naar de ING-rekening van aangever is gebleken dat op 8 december 2016 om 19:42 uur met de daarbij behorende bankpas is getracht te pinnen. Daarna werd nog tweemaal getracht te pinnen waarbij kennelijk de verkeerde code was ingetoetst, waarna de pas werd geblokkeerd. Dit gebeurde bij een pinautomaat van de ING-bank aan de Kerkstraat te Bunschoten-Spakenburg. Daarna werd nog verschillende malen getracht te pinnen of het saldo te bevragen. In de tussentijd is getracht met de bankpas van aangever te pinnen bij de Rabobank. De laatste poging vond plaats op 8 december 2016 om 21.41 uur.16.
Uit het ‘overzicht ING geldautomaattransacties’ blijkt dat om 19.48 uur een derde pinpoging heeft plaatsgevonden. Om 20.10 uur werd weer getracht te pinnen, ditmaal met een inmiddels geblokkeerde pas.17.
Op twee momenten is er op 8 december 2016 bij de Rabobank aan de Kerkstraat te Bunschoten geprobeerd geld te pinnen met de pinpas op naam van het slachtoffer [slachtoffer] . De eerste transactie met deze pinpas start om 21.40.33 uur (de rechtbank leest dit als een verschrijving en begrijpt: 20.40.33 uur) en eindigt om 20.41.51 uur. Verbalisant heeft de camerabeelden van de transactie bekeken.18.
Een tweede transactie (pin-poging) met de pinpas van het slachtoffer bij de Rabobank op de Kerkstraat in Bunschoten start om 21.06.29 uur en eindigt om 21.08.17 uur. Verbalisant heeft de beelden van de transactie bekeken.19.
Verbalisanten herkenden de inbeslaggenomen jas van medeverdachte [medeverdachte 2] en de jas van de pinnende man op 8 december 2016 om 20:40:22 uur bij de Rabobank te Bunschoten.20.Verbalisanten herkenden de man op de beelden als [medeverdachte 2] . Zij zagen de volgende overeenkomsten: litteken onder de kin/gelaatstrekken/gelaatsuitdrukking/de vorm van zijn oren/zijn postuur/zwarte jas met 1 borstzak met sluiting over de lengte en 1 borstzak met sluiting over de breedte.21.
Verbalisanten herkenden de inbeslaggenomen jas van verdachte en de jas van de pinnende man op 8 december 2016 om 21:06:22 uur bij de Rabobank te Bunschoten.22.Verbalisanten herkenden de man op de beelden als [verdachte] . Verbalisanten zagen verder de volgende overeenkomsten: gelaatstrekken/gezichtsuitdrukking/neus/mond/lengte en postuur/ogen/wenkbrauwen.23.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat aangever een verklaring heeft afgelegd, waarin hij onder meer heeft verklaard dat hij in de woning aan de [adres] is mishandeld met een hete strijkbout en kokend water om zijn pincode aan verdachten af te staan. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring wordt ondersteund door het aantreffen van een strijkbout in de woning van verdachten met daarop bloed en bloedsporen van aangever. Deze constatering maakt het onaannemelijk dat aangever op een geheel andere plek met een strijkijzer bewerkt zou zijn. Ook een waterkoker is in de woning aangetroffen.
Daarnaast passen de bevindingen van de camerabeelden van de Rabobank bij de verklaring zoals aangever deze heeft afgelegd. Aangever heeft immers verklaard dat hij in eerste instantie een pincode heeft gegeven en dat de medeverdachte [medeverdachte 2] vervolgens is gaan pinnen. Omdat deze code onjuist bleek is [medeverdachte 2] teruggekomen en is aangever opnieuw onder druk gezet om zijn pincode af te staan. Daarna is wederom getracht geld van zijn rekening te halen. Deze gang van zaken komt overeen met het ‘overzicht ING geldautomaat transacties’, waaruit blijkt dat de derde pinpoging om 19.48 uur plaatsvindt. Daarna vindt de eerste poging tot opname weer plaats om 20.10 uur, 22 minuten later.
Voorts merkt de rechtbank op dat verdachte en zijn medeverdachten ook onderling niet gelijkluidend verklaren over wat zij die avond gedaan hadden en wat aangever volgens hen zou zijn overkomen.
Het gegeven dat een tweetal getuigen bij café De Kraplap diezelfde avond ook een aantal, waarschijnlijk, Poolse mannen hebben gezien waarvan er één bebloed leek, hetgeen de verklaring van aangever niet en de verklaring van verdachte wel zou ondersteunen, leidt niet tot een ander oordeel op dit punt. Uit voormelde getuigenverklaringen is immers geenszins af te leiden dat deze man aangever betreft.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden vast dat verdachte en de medeverdachten een gezamenlijk plan hebben gemaakt om aangever zijn pinpas en pincode te ontfutselen en deze vervolgens voor eigen gewin te gebruiken. Hoewel de verdachte en de medeverdachten ten aanzien van het gepleegde geweld een verschillend aandeel hebben gehad, is er gedurende deze gehele diefstal sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen zowel verdachte als de twee medeverdachten, gericht op het verkrijgen van pinpas, pincode en uiteindelijk het geld van aangever.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en zich zowel tussentijds als nadien heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van een poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft geprobeerd te brengen door middel van een valse sleutel.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
onder 1
zich op 8 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en enig goed, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer] meermalen tegen zijn lichaam hebben geslagen en die [slachtoffer] een heet stoomstrijkijzer op zijn buik en rug en benen hebben gedrukt en een hoeveelheid kokend water over het gezicht en de hand van die [slachtoffer] hebben gegoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten brandwonden op zijn gezicht en buik en rug en benen en handen.
onder 2
op 8 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten tweede- en derdegraads brandwonden op zijn gezicht en buik en rug en benen en handen en een aangezichtsfractuur (bovenkaak) en een neusfractuur heeft toegebracht, door met dat opzet voornoemde [slachtoffer] meermalen op het gezicht te slaan en een heet stoomstrijkijzer op zijn buik en rug en benen te drukken en een hoeveelheid kokend water over zijn gezicht en handen te gieten.
onder 3
op 8 december 2016, te weten rondom 20:40 uur en 21:06 uur, te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening enig geldbedrag uit een geldautomaat weg te nemen, toebehorende aan [slachtoffer] , en dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, meermalen, een pinpas op naam van die [slachtoffer] in de geldautomaat heeft gebracht, tot welk gebruik verdachte en zijn mededaders niet gerechtig waren en meermalen een verkeerde pincode heeft ingevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Meerdaadse samenloop van:
onder 1: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
en
onder 2: zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
onder 3: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat de eis exorbitant hoog is en verzoekt de rechtbank om aansluiting te zoeken bij vergelijkbare zaken om recht te doen aan deze zaak.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Verdachte heeft, samen met twee medeverdachten, de pinpas van een huisgenoot afgepakt en hem gedwongen de pincode bekend te maken door zijn lichaam met een heet strijkijzer te bewerken. Nadat aangever in paniek een verkeerde code had opgegeven en de pintransacties in eerste instantie niet lukten, werd aangever vervolgens overgoten met kokend water om hem te dwingen de juiste code bekend te maken. Verdachte en zijn medeverdachten zijn louter eigen gewin uit geweest en hebben hun huisgenoot op uitzonderlijk wrede en gruwelijke wijze mishandeld.
De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Uit diverse processen-verbaal en de geneeskundige verklaring blijkt dat het slachtoffer over 15% van zijn lichaamsoppervlak tweede en derdegraads brandwonden heeft opgelopen, nadien in levensgevaar heeft verkeerd en tot op de dag van vandaag zowel moet leven met de fysieke littekens als de emotionele schade. Aangever heeft te kennen gegeven dat hij nooit meer de oude zal zijn en niet denkt dat hij ooit nog een angstvrij leven kan leiden.
De rechtbank weegt strafverzwarend mee dat met name verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] tot twee keer toe tot dergelijke extreem en uitzonderlijk wrede methoden zijn overgegaan om de pincode te bemachtigen. Zoals het slachtoffer zelf ook heeft verklaard, verging hij na de behandeling met het hete strijkijzer al van de pijn. Toch heeft dit verdachten er niet van te weerhouden om het slachtoffer daarna op een andere, even gruwelijk wijze, opnieuw te pijnigen en hem ook in zijn gezicht ernstige brandwonden toe te brengen.
De rechtbank weegt voorts strafverzwarend mee dat het niet aan het handelen van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] is te danken dat aangever nog leeft. Na de mishandelingen hebben zij aangever in hulpeloze toestand in zijn bed achtergelaten. Pas na enkele uren heeft aangever de kracht en de moed gevonden om de woning te verlaten en hulp in te roepen. Het behoeft geen betoog dat het veel erger had kunnen aflopen.
Verdachte heeft bovendien geen openheid van zaken willen geven en heeft ter terechtzitting op geen enkele manier blijk gegeven verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn daden.
Uit het (vertaalde) Europees Strafregister Informatiesysteem van 21 december 2016 is gebleken dat verdachte in het verleden in Polen vaker is veroordeeld geweest terzake geweldsdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat, onder deze omstandigheden, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren passend en geboden is.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, zoals deze door de strafrechters landelijk tot stand zijn gekomen. Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de door de rechtbank bij de straftoemeting gehanteerde landelijke oriëntatiepunten afwijken van de richtlijnen die de officier van justitie kennelijk heeft gehanteerd.
De rechtbank heeft daarom bij het vaststellen van de straf aansluiting gezocht bij strafmaten die passen bij de ernst van dit heftige feit en de ingrijpende gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Hierdoor volgt een langdurige gevangenisstraf van 5 jaar voor de daders, die de mishandelingen feitelijk hebben verricht, en 4 jaar voor de mededader.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Standpunten partijen
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer] geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder de feiten 1 en 2 bewezen geachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 17.480,99 (zegge: zeventienduizend vierhonderdtachtig euro en negenennegentig eurocent). Dit bedrag bestaat voor € 7.480,99 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade op 8 december 2016 tot het moment van de algehele voldoening daarvan. Omdat anderen hebben bijgedragen aan de schade zal de rechtbank het bevel tot betaling van dit bedrag hoofdelijk opleggen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd zal als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd.
10. Beslag
Onder verdachte (in de woning aan de [adres] ) zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- Snelkoker
- Snelkoker-onderstel
- Strijkijzer
- Ploertendoder
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van de snelkoker met -onderstel en het strijkijzer gevorderd en heeft gevorderd de ploertendoder te onttrekken aan het verkeer. De raadsman heeft desgevraagd aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben.
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer (ploertendoder)
Nu het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Verbeurdverklaring (snelkoker met -onderstel en strijkijzer)
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
12. Beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
Meerdaadse samenloop van:
onder 1: diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
onder 2: zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
onder 3: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot € 17.480,99 (zegge: zeventienduizend vierhonderdtachtig euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 december 2016 tot de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 17.480,99 (zegge: zeventienduizend vierhonderdtachtig euro en negenennegentig eurocent) aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 december 2016 tot de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 122 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
verklaart onttrokken aan het verkeer:
- Ploertendoder.
Verbeurdverklaring
- snelkoker
- snelkoker-onderstel
- strijkijzer.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2017.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 december 2016 tot en met 9 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en/of een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders,
- die [slachtoffer] één of meermalen tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt en/of
- die [slachtoffer] een heet (stoomstrijk)ijzer op zijn gezicht en/of buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en), in elk geval op zijn lichaam, heeft/hebben gedrukt en/of
- een hoeveelheid kokend water, althans heet water, over het gezicht en/of buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en), in elk geval over het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben gegoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen (te weten brandwonden op zijn gezicht en/of buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en).
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 december 2016 tot en met 9 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten
- ( tweede- en derdegraads) brandwonden op zijn gezicht, althans op zijn hoofd en/of op zijn buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en) en/of
- een aangezichtsfractuur (bovenkaak) en een neusfractuur heeft toegebracht, door met dat opzet voornoemde [slachtoffer]
- meermalen op het gezicht, althans het hoofd, te stompen en/of te slaan en/of
- een heet (stoomstrijk)ijzer op zijn gezicht en/of buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en), in elk geval op zijn lichaam, te drukken en/of
- een hoeveelheid kokend water, althans heet water, over zijn gezicht, althans over zijn hoofd en/of over zijn buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en), in elk geval over zijn lichaam, te gieten;
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 december 2016 tot en met 9 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,te weten
- ( tweede- en derdegraads) brandwonden op zijn gezicht, althans op zijn hoofd en/of op zijn buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en) en/of
- een aangezichtsfractuur (bovenkaak) en een neusfractuur heeft toegebracht, door met dat opzet voornoemde [slachtoffer]
- meermalen op het gezicht, althans het hoofd, te stompen en/of te slaan en/of
- een heet (stoomstrijk)ijzer op zijn gezicht en/of buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en), in elk geval op zijn lichaam, te drukken en/of
- een hoeveelheid kokend water, althans heet water, over zijn gezicht, althans over zijn hoofd en/of over zijn buik en/of rug en/of be(e)n(en) en/of hand(en), in elk geval over zijn lichaam, te gieten.
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks de 8 december 2016 (te weten: rondom 20:40 uur en 21:06 uur) te Bunschoten-Spakenburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening enig geldbedrag in/uit een geldautomaat weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of die/dat weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse
sleutel, meermalen, althans eenmaal,
- een pinpas op naam van die [slachtoffer] , in elk geval op naam van een ander van verdachte, in de geldautomaat heeft gebracht, tot welk gebruik verdachte en zijn mededader(s) niet gerechtigd waren, en/of
- meermalen, althans eenmaal, een (verkeerde) pincode heeft ingevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑05‑2017
Pag. 224 (proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] )
Pag. 228 (proces-verbaal van verhoor aangever)
Pag. 230 (proces-verbaal van verhoor aangever)
Pag. 231 (proces-verbaal van verhoor aangever)
Pag. 368 (een schriftelijk bescheid, inhoudende een geneeskundige verklaring van 24 december 2016)
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2017.
Pag. 447 (proces-verbaal sporenonderzoek)
Pag. 448 (proces-verbaal sporenonderzoek)
Pag. 449 (proces-verbaal sporenonderzoek)
Pag. 450 (proces-verbaal sporenonderzoek)
Pag. 451 (proces-verbaal sporenonderzoek)
NFI-rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA onderzoek van 30 januari 2017, pag. 2
NFI-rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA onderzoek van 30 januari 2017, pag. 3
NFI-rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA onderzoek van 30 januari 2017, pag. 5
Pag. 98 (proces-verbaal onderzoek ING rekening [slachtoffer] )
Pag. 100 (een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht mutaties ING geldautomaat transacties)
Pag. 249 (proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden Rabobank (1))
Pag. 265 (proces-verbaal bevindingen uitkijken beelden Rabobank (2))
Pag. 718 (proces-verbaal pinnende man 8-12-2016, 20.40)
Pag. 719( proces –verbaal pinnende man 8-12-2016, 20.40)
Pag. 726 (proces-verbaal van bevindingen pinnen 8-12-2016, 21.06 uur)
Pag. 727 (proces-verbaal van bevindingen pinnen 8-12-2016, 21.06 uur)