NJB 2021/118:Ontnemingsprocedure en vordering benadeelde partij: hof kon het verzoek van de verdediging om de in rechte toegekende vorderingen aan de benadeelde partijen in mindering te brengen op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel afwijzen op de grond dat deze vorderingen nog niet onherroepelijk waren toegekend. De Hoge Raad is bij de beoordeling van een tegen dat arrest ingesteld cassatieberoep niet gehouden om alsnog over te gaan tot het in mindering brengen van die vordering indien in de tussentijd de toekenning van de vordering wel onherroepelijk is geworden. Wel staat mogelijk voor de betrokkene de procedure van artikel 6:6:26 lid 1 Sv open. Daarin kan de rechter op verzoek van de betrokkene beoordelen of – in het licht van de regeling van artikel 36e lid 9 Sr, of voor zover van toepassing artikel 36e lid 8 (oud) Sr – grond bestaat voor vermindering van het bedrag van een onherroepelijk opgelegde ontnemingsmaatregel