type: eBcoll:
Rb. Amsterdam, 30-01-2018, nr. C/13/641065 / KG ZA 17-1380
ECLI:NL:RBAMS:2018:490
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
30-01-2018
- Zaaknummer
C/13/641065 / KG ZA 17-1380
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2018:490, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 30‑01‑2018; (Kort geding)
Uitspraak 30‑01‑2018
Inhoudsindicatie
De exploitant van een seksclub in Amsterdam moet op uiterlijk 1 maart a.s. de huurachterstand betalen, anders wordt de club ontruimd.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/641065 / KG ZA 17-1380 FB/EB
Vonnis in kort geding van 30 januari 2018
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 8 januari 2018,
advocaat mr. T.G. Gijtenbeek te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GERMA INVEST MANAGEMENT,
gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.G. Meester te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Germa c.s. worden genoemd. Afzonderlijk zullen gedaagden worden aangeduid als Germa Invest Management en [gedaagde sub 2] .
1. De procedure
Ter zitting van 16 januari 2017 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ter zitting heeft hij zijn eis schriftelijk vermeerderd als onder 3.1. vermeld. Germa c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting was mr. Gijtenbeek namens [eiser] aanwezig. Aan de zijde van Germa c.s. waren aanwezig, voor zover van belang, [naam 1] (manager van [Club] ) en mr. Meester.
2. De feiten
2.1.
Met ingang van 1 augustus 2010 verhuurde [eiser] aan [gedaagde sub 2] de bedrijfsruimte aan de [adres] te [plaats] . Op verzoek van [gedaagde sub 2] is deze huurovereenkomst in onderling overleg beëindigd en is met ingang van 1 augustus 2014 een nieuwe huurovereenkomst tot stand gekomen tussen [eiser] en Germa Invest Management, van welke vennootschap [gedaagde sub 2] middellijk bestuurder is. [gedaagde sub 2] heeft zich daarbij hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de nakoming van de verplichtingen die voor Germa Invest Management voortvloeien uit de huurovereenkomst.
2.2.
In het gehuurde exploiteert Germa c.s. een seksclub, [Club] geheten.
2.3.
Op 26 juli 2017 heeft de burgemeester van Amsterdam, ter handhaving van de openbare orde, de club voor onbepaalde tijd gesloten wegens overtreding van de Opiumwet. Deze beslissing is in de bezwaarprocedure in stand gelaten, onder verbetering van de motivering in die zin dat de passages waarin aan Germa c.s. een verwijt van de overtreding van de Opiumwet is gemaakt, zijn geschrapt. Een door Germa c.s. bij de voorzieningenrechter te Amsterdam ingesteld verzoek tot schorsing van het besluit tot sluiting is afgewezen.
2.4.
Germa c.s. heeft de huur over de maanden augustus tot en met november 2017 slechts gedeeltelijk betaald en de huur over de maanden december 2017 en januari 2018 in het geheel niet, ook niet na sommatie.
2.5.
[gedaagde sub 2] heeft een nieuw bedrijfsplan voor de club ingediend bij de gemeente. Onder voorbehoud is bepaald dat dit plan op 29 januari 2018 tijdens de eerstkomende stafvergadering aan de burgemeester zal worden voorgelegd.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert na vermeerdering van eis, kort gezegd:
- i.
Germa Invest Management te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde;
- ii.
Germa c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 41.873,37 (in plaats van € 41.129,61, zoals in het petitum van de dagvaarding staat);
- iii.
Germa c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de huurpenningen vanaf 1 februari 2018 tot de dag van de ontruiming;
- iv.
Germa c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.435,42 aan buitengerechtelijk incassokosten.
- v.
Gera c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Germa c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Een vordering tot ontruiming is in kort geding toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat die vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat deze de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand, berekend tot en met januari 2018, € 41.873,37 bedraagt. Beiden gaan ervan uit dat de maandelijkse huurprijs met ingang van augustus 2017 € 11.929,76 bedraagt en dat deze in het voorafgaande jaar € 11.097,73 bedroeg. Een achterstand van € 41.873,37 komt dan neer op een achterstand van meer dan drie maanden, wat in beginsel ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Het verweer van Germa c.s. komt erop neer dat zij verwacht de achterstand binnen korte termijn in één keer te kunnen betalen. De achterstand is volgens Germa c.s. uitsluitend een gevolg van de sluiting. Zij verwacht dat de burgemeester op 29 januari 2017 het besluit tot sluiting zal intrekken en het nieuwe bedrijfsplan voor de club, waarover met gemeenteambtenaren uitvoering overleg is gevoerd, zal goedkeuren. Daarmee is de weg vrijgemaakt voor heropening van de club. Germa c.s. stelt een investeerder bereid te hebben gevonden om, onder de voorwaarden (i) dat Germa Invest Management niet tot ontruiming wordt veroordeeld en (ii) dat er concreet zicht is op heropening van de club, daarin zodanig te investeren dat daaruit de huurachterstand in één keer kan worden afgelost. Die investering staat volgens Germa c.s. al in depot, in afwachting van de beslissing van de burgemeester en de uitkomst van dit kort geding. Germa c.s. heeft echter geen bewijsstukken waaruit een en ander blijkt en [eiser] heeft de stellingen over de verwachte heropening en de investeerder, bij gebrek aan wetenschap betwist.
4.3.
Hoewel er geen zekerheid bestaat over de heropening op korte termijn en de gestelde investering, zal Germa c.s. nog een laatste kans worden geboden om de huurachterstand in te lopen. Gelet op door Germa c.s. gegeven toelichting lijkt er een gerede kans te zijn dat zij dit op korte termijn zal kunnen doen. Bovendien is ter zitting is gebleken dat Germa Invest Management, althans [gedaagde sub 2] , een bedrag van € 600.000,00 aan sleutelgeld heeft betaald bij aanvang van de huurovereenkomst. Germa c.s. heeft om die reden groot belang bij het voortzetten van de exploitatie. Dat na heropening opnieuw betalingsproblemen zullen ontstaan ligt niet voor de hand; de club heeft tot de sluiting altijd goed gelopen.
4.4.
Ter zitting is met partijen besproken dat de ontruimingsvordering voorwaardelijk zal worden toegewezen, als in de beslissing vermeld. Germa c.s. heeft de te stellen termijn voor de betaling toereikend geacht en zich erbij neergelegd dat als het niet lukt om binnen die termijn de alsdan bestaande huurachterstand – dus inclusief de maand februari 2018 – af te lossen, zij het gehuurde zal moeten ontruimen. Als de club op 29 januari 2018 toch (nog) niet mag worden heropend en de investering daarom nog niet aan Germa c.s. wordt vrijgegeven, is dat geen reden om de ontruiming uit te stellen tot ná 1 maart 2018.
4.5.
[eiser] vordert ook buitengerechtelijke kosten. Hiervoor wordt als uitgangspunt gehanteerd dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De door [eiser] gemaakte kosten zijn geen andere dan die ter voorbereiding van de processtukken en ter instructie van de zaak. Voor dergelijke kosten plegen de in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding in te sluiten. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook worden afgewezen.
4.6.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Germa c.s. hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 98,01
- griffierecht 895,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.809,01
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Germa c.s. om het gehuurde aan de [adres] te [plaats] op 1 maart 2018 te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels aan [eiser] ,
5.2.
bepaalt dat [eiser] aan de onder 5.1 uitgesproken veroordeling geen rechten kan ontlenen, indien Germa c.s. uiterlijk op 1 maart 2018 een bedrag gelijk aan de per die datum bestaande huurachterstand aan hem heeft betaald,
5.3.
veroordeelt Germa c.s. hoofdelijk tot betaling van de huur van € 11.925,76 per maand vanaf 1 februari 2018, in het geval dat de ontruiming doorgaat tot de datum van die ontruiming,
5.4.
veroordeelt Germa c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.809,01,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑01‑2018