Rb. Amsterdam, 29-08-2019, nr. 667748 / FA RK 19.3587
ECLI:NL:RBAMS:2019:7144
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
29-08-2019
- Zaaknummer
667748 / FA RK 19.3587
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2019:7144, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 29‑08‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2020:537, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2019-0296
Uitspraak 29‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Wet BOPZ. Gebrek aan geneeskundige verklaring. Geneeskundige verklaring niet opgesteld door een psychiater.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 667748 / FA RK 19.3587
kenmerk: 1040840
Beschikking van 29 augustus 2019 betreffende nieuwe voorwaardelijke machtiging
De officier van justitie heeft op 11 juni 2019 een verzoek ingediend tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging met betrekking tot:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1957 ,
wonende en verblijvende te [woonplaats] , [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een op 4 juni 2019 ondertekende verklaring van [psychiater] , psychiater, als bedoeld in artikel 14c lid 5 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Voorts is kennisgenomen van een behandelingsplan en van een door de behandelaar overgelegde beschrijving, als bedoeld in artikel 14c lid 7 van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 14a lid 5 van de Wet BOPZ, en van een door de behandelaar overlegde beschrijving, als bedoeld in artikel 14c lid 5 van de Wet BOPZ. Het onderhavige verzoek is behandeld ter terechtzitting van 4 juli 2019. Tijdens deze terechtzitting kwam naar voren dat niet de psychiater [psychiater] , maar zijn arts assistent [arts assistent] betrokkene had onderzocht op 28 mei 2019. Hierop is de zaak aangehouden teneinde psychiater [psychiater] in de gelegenheid te stellen om de geneeskundige verklaring en de totstandkoming hiervan te kunnen toelichten. Bij brief van 26 juli 2019 heeft psychiater [psychiater] een toelichting gegeven. De zaak is opnieuw behandeld ter terechtzitting van 27 augustus 2019.
Gehoord zijn:
raadsvrouwe betrokkene, mr. A.S. Kamphuis,
behandelend psychiater, de heer [behandelaar] ,
psychiater, de heer [psychiater] .
1. De beoordeling
Uit de overgelegde stukken, de gehouden verhoren en de verkregen inlichtingen is het volgende gebleken.
Aan het verzoek tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging ligt een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 14a Wet BOPZ ten grondslag, gedateerd 4 juni 2019 en getekend door [psychiater] , als zijnde de onafhankelijke psychiater die het onderzoek heeft verricht. Samengevat wordt in deze verklaring geconcludeerd dat betrokkene lijdt aan schizofrenie en dat sprake is van misbruik van middelen, hetgeen gevaar oplevert in de zin van de Wet BOPZ, welk gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis slechts kan worden afgewend door het stellen van voorwaarden.
Betrokkene heeft ter zitting van 4 juli 2019 verklaard dat hij psychiater [psychiater] nooit heeft gezien, maar wel zijn assistente, psychiater in opleiding [arts assistent] . Dit werd desgevraagd aan de raadsvrouwe bevestigd door de casemanager van betrokkene, de heer [case manager] . Betrokkene wil geen machtiging en stelt dat de fouten die worden gemaakt met de geneeskundige verklaring een trucje zijn om hem een rechterlijke machtiging aan te smeren.
Bij brief van 26 juli 2019 heeft psychiater [psychiater] , zakelijk weergegeven, meegedeeld dat hij door omstandigheden de onafhankelijke beoordeling niet kon waarmaken, zodat zijn arts assistente [arts assistent] (AIOS) in zijn plaats betrokkene heeft bezocht. Daarna heeft hij de geneeskundige verklaring samen met [arts assistent] opgesteld. Het was natuurlijk zijn plan om betrokkene ook zelf nog te bezoeken. Dat is uiteindelijk pas gelukt op 5 juli 2019. Hij kon overigens de bevindingen van [arts assistent] onderschrijven en staat achter het verzoek tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging.
Ter zitting van 27 augustus 2019 heeft [psychiater] nog toegelicht dat het een drukke periode betrof en dat betrokkene een aantal malen niet op afspraken was verschenen of dat het onmogelijk was hem te onderzoeken. Hij heeft de geneeskundige verklaring van 4 juni 2019 samen met [arts assistent] opgesteld waarna hij heeft getekend. Het format van de geneeskundige verklaring maakt het lastig om op te schrijven hoe het onderzoek feitelijk heeft plaatsgevonden op dat moment en het was de bedoeling om betrokkene zelf nog te zien/onderzoeken vóórdat de zitting zou plaatsvinden. [psychiater] heeft betrokkene uiteindelijk op 5 juli 2019 onderzocht en staat nog steeds volledig achter de inhoud van de geneeskundige verklaring van 4 juni 2019.
Betrokkene was ter zitting van 27 augustus 2019 niet aanwezig. Betrokkene is per aangetekende en gewone post opgeroepen voor de zitting en volgens de raadsvrouwe was hij op de hoogte van de zitting. De rechtbank gaat er gelet op het vorenstaande vanuit dat betrokkene niet nader gehoord wil worden.
De behandelend psychiater van betrokkene, [behandelaar] , heeft aangegeven dat een voorwaardelijke machtiging nodig is omdat betrokkene zonder die machtiging zijn depot niet accepteert. Zo is dat de afgelopen periode ook gebeurd, ondanks dat hij het behandelingsplan niet heeft ondertekend. De laatste tijd is er weer sprake van verergerd middelenmisbruik. Er werd gespeeld met de gedachte tot conversie of het aanvragen van een onvoorwaardelijke machtiging. [behandelaar] kan zich vinden in de conclusies die in de geneeskundige verklaring staan.
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat is gebleken dat de onafhankelijke psychiater in strijd met de Wet BOPZ en in strijd met hetgeen hijzelf in de geneeskundige verklaring heeft gesteld, betrokkene niet kort voor het opstellen van de geneeskundige verklaring heeft onderzocht. Hiermee voldoet de geneeskundige verklaring niet aan de wettelijke vereisten. Het voorschrift dat is geschonden is van zo’n groot belang en de psychiater heeft het in hem gestelde vertrouwen zodanig geschonden, dat herstel van deze fout niet mogelijk is. De officier van justitie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek, dan wel dient het verzoek te worden afgewezen.
De rechtbank overweegt als volgt:
Ingevolge artikel 14a, vierde lid Wet BOPZ dient bij een verzoek tot het verkrijgen van een voorwaardelijke machtiging een verklaring te worden overgelegd van een psychiater die de betrokkene met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was (formele vereisten). Uit die verklaring dient te blijken dat de persoon op wie de verklaring betrekking heeft gestoord is in zijn geestvermogens en dat deze stoornis gevaar doet veroorzaken, welk gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis slechts door het stellen en naleven van voorwaarden kan worden afgewend (materiële vereisten).
Verlening van een voorwaardelijke machtiging betekent een inbreuk op iemands vrijheid en privéleven. Dit zijn grondrechten. Een dergelijke inbreuk, die slechts kan worden gemaakt met machtiging van een rechter, is dan ook met de nodige wettelijke waarborgen omkleed. Deze waarborgen moeten ervoor zorgen dat degene wiens vrijheid wordt beperkt of ontnomen of op wiens privéleven inbreuk wordt gemaakt, beschermd wordt tegen kwade bedoelingen of willekeur. Deze waarborgen zijn onder meer te vinden in de formele vereisten die de Wet BOPZ stelt. Een van die waarborgen voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging is dat een onafhankelijke, gediplomeerde psychiater (medical expert) de betrokkene zelf onderzoekt, waarna hij een geneeskundige verklaring opstelt. De psychiater mag zich hierbij laten assisteren, maar dient in ieder geval de betrokkene (ook) zelf te onderzoeken. De rechter moet erop kunnen vertrouwen dat de door de psychiater getekende verklaring - zowel wat betreft het professioneel oordeel over de betrokkene (materiële vereisten) als de wijze van totstandkoming van die verklaring (formele vereisten) – volledig en waar is. Gebleken is dat de geneeskundige verklaring van 4 juni 2019 in dit geval niet naar waarheid is opgemaakt. Nergens in deze verklaring blijkt van bemoeienis van [arts assistent] . Volgens de letter van de verklaring heeft [psychiater] het onderzoek zelf uitgevoerd op 28 mei 2019, hetgeen onwaar is. De rechtbank neemt dit de psychiater kwalijk. Dat het format van de geneeskundige verklaring het wellicht lastig maakt om de nodige transparantie omtrent de wijze van totstandkoming van die verklaring op te schrijven maakt dit niet anders. Het is de verantwoordelijkheid van de psychiater volledig transparant te zijn, zonodig in een begeleidend schrijven. De geneeskundige verklaring van 4 juni 2019 voldoet dan ook niet aan de eisen die de Wet BOPZ hieraan stelt.
De vraag is welke gevolgen dit dient te hebben voor het onderhavige verzoek. Vast staat dat de psychiater de betrokkene alsnog zelf heeft onderzocht op 5 juli 2019 en de bevindingen (materiële vereisten) uit de geneeskundige verklaring nog steeds onderschrijft. Deze bevindingen - diagnose, gevaar en de noodzaak tot het stellen en naleven van voorwaarden om dit gevaar af te wenden - worden voorts onderschreven door de behandelend psychiater [behandelaar] , zijn niet betwist door de raadsvrouwe en ook de rechtbank gaat uit van de juistheid hiervan. Ook is alsnog voldoende duidelijk geworden hoe het onderzoek heeft plaatsgevonden en dat uiteindelijk het onderzoek heeft plaatsgevonden door de onafhankelijke psychiater zelf. Ter zitting van 27 augustus 2019 en in deze beschikking is aan de orde gekomen dat de ondertekening van de aanvankelijke geneeskundige verklaring onjuist was en dat dit de psychiater valt aan te rekenen. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het aanvankelijke gebrek in de totstandkoming van de geneeskundige verklaring voldoende is hersteld en niet tot niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie hoeft te leiden. Al met al acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht en gebruikt de geneeskundige verklaring, in samenhang met de brief van 26 juli 2019 en het verhandelde ter terechtzitting van 27 augustus 2019 voor de beslissing.
De rechtbank is, gelet op de geneeskundige verklaring, de brief van 26 juli 2019 en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, van oordeel dat de stoornis van de geestvermogens van betrokkene, te weten schizofrenie, een stoornis in het gebruik van amfetamine en buthaangas en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ook na afloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn en dat deze stoornis betrokkene ook dan gevaar zal doen veroorzaken, welk gevaar, gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde zal gaan, gevaar voor ernstige zelfverwaarlozing, gevaar voor het oproepen van agressie van derden tegen zichzelf door hinderlijk gedrag, gevaar voor ernstige fysieke agressie jegens derden, gevaar voor de psychische gezondheid van derden en gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, een nieuwe voorwaardelijke machtiging vereist.
Het overgelegde behandelingsplan is na overleg met betrokkene opgesteld door de behandelaar. Betrokkene heeft het behandelingsplan niet ondertekend. De rechtbank acht het echter redelijkerwijs voldoende aannemelijk dat betrokkene de voorwaarden van het behandelingsplan zal naleven aangezien hij dat de afgelopen tijd ook heeft gedaan onder een voorwaardelijke machtiging.
De rechtbank zal de machtiging verlenen en ziet aanleiding om de duur van de machtiging te beperken tot één jaar na de expiratiedatum van de vorige machtiging.
De rechtbank heeft acht geslagen op het bepaalde in de artikelen 8, 9 en 14c van de Wet BOPZ.
2. De beslissing
De rechtbank:
verleent een nieuwe voorwaardelijke machtiging met betrekking tot betrokkene tot 14 juni 2020;
bepaalt dat betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het overgelegde behandelingsplan, waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.B. Martens, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. Binken griffier, op 29 augustus 2019.