Rb. Utrecht, 24-11-2009, nr. 16-710931-08
ECLI:NL:RBUTR:2009:BK4613
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
24-11-2009
- Zaaknummer
16-710931-08
- LJN
BK4613
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2009:BK4613, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 24‑11‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 24‑11‑2009
Inhoudsindicatie
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 210 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710931-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres], [woonplaats]
raadsvrouwe mr. N. Sprengers, advocaat te Woerden
- 1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 november 2009, waarbij de officier van justitie, mr. J.W.M. Grimbergen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De – gewijzigde – tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zeven woninginbraken heeft gepleegd en zich voorts aan schoolverzuim heeft schuldig gemaakt.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1.
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
- 1.
op tijdstippen tussen 29 april 2009 en 30 april 2009 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een iPod (merk Apple) en een flatscreentelevisie (merk Philips) en een fotocamera (merk Nikon) en hoofdtelefoons en een portemonnee met daarin passen en een mobiele telefoon (merk Nokia), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of de [benadeelde 1], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door het forceren/vernielen van een bovenlicht van die woning en vervolgens binnenklimmen van die woning;
- 2.
op tijdstippen tussen 15 mei 2009 en 16 mei 2009 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een flatscreentelevisie (merk Grundig) en een computer (merk Compaq) en een horloge (zilverkleurig, merk Revue) en een pennenset
(merk Waterman, type Carene) en een voordeursleutel, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door het forceren/vernielen van een hevelsluiting van het bovenlicht van die woning en vervolgens binnenklimmen van die woning;
- 3.
op tijstippen tussen 23 mei 2009 en 24 mei 2009 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft
weggenomen een iPod (merk Apple) en een laptop (merk Toshiba) en een laptop (merk Hewlett Packard) en een portemonnee met daarin bankpassen en een rijbewijs en een identiteitskaart, toebehorende aan [benadeelde 3], waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door het forceren/vernielen van een bovenlicht van die woning en vervolgens binnenklimmen van die woning;
4.
op tijstippen tussen 26 juni 2009 en 27 juni 2009 te Utrecht, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan het [adres] heeft weggenomen een laptop met adaptor (merk Acer) en een ketting en een paar zilveren oorbellen en een horloge, toebehorende aan [benadeelde 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door het forceren/vernielen van een raam van die woning en vervolgens binnenklimmen van die woning;
- 5.
op 24 maart 2009 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een flatscreentelevisie en computers en een geldbedrag van (ongeveer) 400 euro, toebehorende aan [benadeelde 5], waarbij verdachte en / of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door het forceren/vernielen van een raam van die woning en vervolgens binnenklimmen van die woning;
- 6.
op 19 mei 2009 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop (merk Asus) en een navigatiesysteem (merk TomTom) en een geldkist met daarin een geldbedrag van - ongeveer - 223 euro en een MP4-speler (merk Zolid) en een fotocamera (merk Samsung), toebehorende aan [benadeelde 6], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door het forceren/vernielen van een ruit van de achterdeur van die woning;
- 7.
op 20 juni 2009 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] (8) heeft weggenomen een fotocamera (merk Nikon) en een SD-card en een foto/filmtas en een laptop met acculader (merk Apple), toebehorende aan [benadeelde 7] en/of het [benadeelde 7], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door het forceren/vernielen van een raam van die woning en vervolgens binnenklimmen van die woning;
- 8.
in de periode van 13 november 2008 tot en met 27 februari 2009 te Utrecht, meermalen, terwijl hij, verdachte, kwalificatieplichtig is, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat hij, terwijl hij als leerling van een school, te weten [bedrijf 1] was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.
De strafbaarheid
4.1.
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 5 bewezenverklaarde telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van het onder 3, 4, 6 en 7 bewezenverklaarde telkens:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
Als jongere die kwalificatieplichtig is de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet
nakomen.
4.2.
De strafbaarheid van verdachte
Over de geestvermogens van verdachte is door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, op 12 oktober 2009 een rapport uitgebracht.
Als forensisch psychologische beschouwing houdt het rapport van Sterk - onder meer - in dat er bij verdachte een gedragsstoornis is geconstateerd en intellectuele capaciteiten op beneden gemiddeld niveau. Centraal bij de gedragsstoornis staan zijn lacunaire gewetensfunctie, zijn geringe frustratietolerantie en beperkte doorzettingsvermogen, aldus Sterk. Het antisociale gedrag in de vorm van inbreken lijkt duidelijk bewust en weloverwogen gedrag, waarin verdachte ook een zekere routine heeft ontwikkeld en waarbij zijn beïnvloedbaarheid minder op de voorgrond lijkt te staan. Verdachte kan ook kiezen voor niet crimineel gedrag, maar weloverwogen kiest hij voor snel geld. Dat hij hiervoor kiest hangt, naast zijn lacunaire gewetensfunctie samen met zijn geringe frustratietolerantie, waarbij hij uitstel van bevrediging van zijn verlangens niet goed verdraagt. In het maken van zijn afwegingen op verstandelijk niveau wordt verdachte enigszins beperkt door zijn beneden gemiddelde niveau, aldus Sterk. Verdachte moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het gedrag zoals beschreven in de hem ten laste gelegde feiten in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek volgens Sterk niet geheel in staat worden geacht om zijn wil dienovereenkomstig inzicht vrij te kunnen bepalen. Sterk adviseert om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundige, ook ten aanzien van de enigszins verminderde toerekenbaarheid, over en maakt deze tot de hare. Verdachte is strafbaar, omdat de rechtbank ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5.
De strafoplegging
5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 210 dagen waarvan 167 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde contact met de jeugdreclassering en ITB-Plus. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende jeugddetentie. Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de conclusie van de psycholoog, inhoudende dat de feiten aan verdachte in enigszins verminderde maten kunnen worden toegerekend. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat begeleiding van verdachte in de vorm van ITB-plus en een maatregel Hulp en Steun dient te worden voortgezet. De omvang van een op te leggen werkstraf dient in de opvatting van de verdediging beperkt te zijn, omdat verdachte reeds een volle dagbesteding zal hebben door zijn opleiding, per februari 2010, aan het [bedrijf 1].
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Binnen een betrekkelijk kort tijdsbestek heeft verdachte zich aan zeven woninginbraken schuldig gemaakt. Deze woninginbraken pleegde hij meestal met een ander, waarna zij de door hen buitgemaakte spullen verkochten en de opbrengst deelden. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen na een dergelijke inbraak zich nog lange tijd onveilig voelen in hun eigen woning.
Daarnaast is bewezenverklaard dat verdachte gedurende enkele maanden regelmatig niet naar school is gegaan.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank bij de straftoemeting laten meewegen dat verdachte tijdens het onderzoek bekennende verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot de hem ten laste gelegde feiten en hij er blijk van heeft gegeven dat hij zijn verantwoordelijkheid niet wil ontlopen.
Blijkens zijn strafblad heeft verdachte zich reeds eerder schuldig gemaakt aan woninginbraak. Hiervoor is hij door de kinderrechter op 10 juli 2008 veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf. Verdachte was dus een gewaarschuwd mens. Desondanks heeft hij zich opnieuw aan woninginbraak schuldig gemaakt.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport opgemaakt over verdachte, gedateerd 26 oktober 2009. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden in het kader van ITB-plus en een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van
- 210.
dagen, met aftrek, waarvan 167 dagen voorwaardelijk en een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie, passend en geboden is.
Als bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie worden opgelegd de maatregel Hulp en Steun en de maatregel ITB-plus voor de duur van zes maanden. Verder dient verdachte zich te houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering. Het voorwaardelijke gedeelte van de op te leggen jeugddetentie maakt de bijzondere voorwaarden mogelijk en kan tevens dienen als ‘stok achter de deur’, teneinde verdachte in te scherpen zich ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van de eis van de officier van justitie voorts het navolgende. Op grond van artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht is artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing in zaken waarin het minderjarigenstrafrecht wordt toegepast. In artikel 77gg, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is geregeld, dat samenloop van meerdere feiten voor de toepassing van straffen en maatregelen als één feit worden aangemerkt, zodat in dergelijke situaties maar één straf kan worden opgelegd en niet de door de officier van justitie gevorderde separate straffen voor het misdrijf en de overtreding.
Daarenboven bepaalt artikel 77m, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat het totaal aantal uren werkstraf niet meer dan tweehonderdenveertig kan bedragen. Het totaal van de door de officier van justitie gevorderde werkstraffen (250 uren) kan dan ook rechtens niet opgelegd worden. Voorts heeft de rechtbank bij de omvang van de op te leggen werkstraf rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte vanaf februari 2010 waarschijnlijk een voltijdsopleiding zal gaan volgen. De hoogte van de thans opgelegde werkstraf maakt het naar het oordeel van de rechtbank voor verdachte echter mogelijk zijn werkstraf grotendeels te hebben afgerond alvorens aan zijn opleiding te beginnen, hetgeen de slagingskans van zowel de uit te voeren werkstraf als van de te volgen opleiding zal vergroten.
5.4.
Het ad informandum gevoegde
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de volgende door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten:
- -
parketnummer 16/710931-09: 29 mei 2009, poging inbraak in woning, Utrecht;
- -
parketnummer 16/710931-09: 29 mei 2009, diefstal van een fiets, Utrecht;
- -
parketnummer 16/710931-09: 12 juni 2009, diefstal uit een auto, Utrecht;
- -
parketnummer 16/710931-09: in de periode van 12 mei 2009 tot en met 24 juni 2009, handel in verdovende middelen, Utrecht;
- -
parketnummer 16/710931-09: 17 november 2008, diefstal uit een woning, Utrecht;
- -
parketnummer 16/710931-09: in de periode van 24 juni 2009 tot en met 25 juni 2009, diefstal uit een auto, Utrecht;
- -
parketnummer 16/710931-09: 19 december 2009, diefstal uit een woning, Utrecht.
6.
De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 475,00 voor feit 7.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 325,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 225,00 ter zake van materiële schade en € 100,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige, betreffende de immateriële schade, acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7.
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14d, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.2 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat telkens meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 4.1 genoemde strafbare feiten oplevert;
- -
verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 210 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- *
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- *
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- -
stelt als bijzondere voorwaarden:
- -
dat de veroordeelde in het kader van de maatregel Hulp en Steun zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de hem door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht;
- -
dat veroordeelde gedurende de eerste 6 maanden van de proeftijd deel zal nemen aan het project ITB-Plus;
- -
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- -
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
- -
veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- -
beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 120 dagen;
Benadeelde partij
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 7] van
€ 325,00 waarvan € 225,00 ter zake van materiële schade en € 100,00 ter zake van immateriële schade;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- -
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 7], € 325,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- -
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- -
heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte, met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schukking, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A. Kuijer en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 november 2009.
Mr. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.