HR, 12-04-2022, nr. 21/01585
ECLI:NL:HR:2022:532
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-04-2022
- Zaaknummer
21/01585
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:532, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑04‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Medeplegen (verlengde) invoer van cocaïne vanuit Colombia via België (waar politie grootste deel van 1.800 kilo cocaïne uit container heeft gehaald) naar Nederland (art. 2.A Opiumwet) en medeplegen aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne (art. 2.C Opiumwet). Strafmotivering (gevangenisstraf van 65 maanden). Heeft hof gehandeld in strijd met art. 6.2 EVRM, art. 14 IVBPR, art. 48 Handvest en de onschuldpresumptie door bij de strafoplegging rekening te houden met de beoogde invoer van de 1.800 kilo cocaïne, terwijl verdachte van de invoer van die hoeveelheid is vrijgesproken? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/01395, 21/01465, 21/01489, 21/01531 en 21/01542.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/01585
Datum 12 april 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 maart 2021, nummer 23-001373-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2022.