Hof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2013, nr. 200.131.245
ECLI:NL:GHARL:2013:8312
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
05-11-2013
- Zaaknummer
200.131.245
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:8312, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 05‑11‑2013; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 140 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
JBPr 2014/20 met annotatie van mr. E. Gras
Uitspraak 05‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Procesrecht; verstek; verzet; hoger beroep; is juiste rechtsmiddel ingesteld?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.131.245
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht 830637)
arrest van de eerste kamer van 5 november 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A1 Visual B.V.,
gevestigd te Hooglanderveen, gemeente Amersfoort,
appellante,
hierna: A1 Visual,
advocaat: mr. E. Vels,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Initial B.V.,
gevestigd te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
geïntimeerde,
hierna: Initial,
advocaat: mr. S.E.L. van Kerkhof.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van15 mei 2013 van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht) inzake Initial als eiseres enerzijds en A1 Visual en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AG Parket B.V. (hierna: AG Parket) als gedaagden anderzijds.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
A1 Visual heeft bij exploot van 22 juli 2013 Initial aangezegd van voornoemd vonnis (hierna: het vonnis) voor zover gewezen tussen A1 Visual en Initial in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Initial voor dit hof.
2.2
Initial is in hoger beroep verschenen.
2.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald (op het griffiedossier). Het griffiedossier bevat de inleidende dagvaarding, het vonnis alsmede voornoemd exploot van 22 juli 2013.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1
Initial heeft een vordering jegens A1 Visual en AG Parket ingesteld. Blijkens het vonnis is A1 Visual in eerste aanleg niet verschenen, is tegen haar verstek verleend en is de vordering tegen haar grotendeels toegewezen. Blijkens het vonnis is AG Parket in eerste aanleg wel verschenen, maar is de procedure jegens haar geschorst, omdat zij failliet is, terwijl de curator heeft meegedeeld dat hij de procedure niet zal overnemen. Het dictum van het vonnis luidt, voor zover van belang, als volgt:“De kantonrechter:schorst de procedure van rechtswege ten aanzien van AG Parket;
veroordeelt A1 Visual om aan Initial tegen bewijs van kwijting te betalen (…);
veroordeelt A1 Visual tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Initial (…);
verklaart dit vonnis, tot zover, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.”
3.2
A1 Visual is in hoger beroep gekomen van het vonnis voor zover gewezen tussen haar en Initial. Het hof moet ambtshalve beoordelen of A1 Visual ontvankelijk is in haar hoger beroep.
3.3
Bij die beoordeling stelt het hof voorop dat op 1 april 2013 de Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken (hierna: de Reparatiewet) (Stb. 2013, 92) in werking is getreden (Stb. 2013,119). Bij die wet zijn de artikelen 140 en 335 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gewijzigd. De Reparatiewet heeft onmiddellijke werking. Er is geen overgangsbepaling in opgenomen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 108, nr. 3, p. 5 onder 4). De gewijzigde artikelen 140 en 335 Rv gelden dus sinds1 april 2013 en zijn op het onderhavige geval van toepassing.
3.4
Artikel 140 Rv luidt thans:
1. Zijn er meer gedaagden en is ten minste een van hen in het geding verschenen, dan wordt, indien ten aanzien van de overige gedaagden de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, tegen dezen verstek verleend en tussen de eiser en de verschenen gedaagden voortgeprocedeerd.2. Onder verschenen gedaagde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de gedaagde die in het geding is verschenen en tijdig het griffierecht heeft voldaan.3. Tussen alle partijen wordt één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.4. Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van oproeping van derden als partij in het geding als bedoeld in artikel 118.
3.5
Artikel 335 Rv luidt thans:
1. Van veroordeelingen bij verstek valt geen hooger beroep, doch indien de oorspronkelijke eischer van het vonnis in hooger beroep komt, zal de gedaagde alle zijne verdedigingen insgelijks in het hooger beroep kunnen doen gelden, zelfs bij wege van incidenteel beroep, zonder van het middel van verzet in eersten aanleg meer te kunnen gebruik maken.2. In afwijking van het eerste lid kan de gedaagde die niet is verschenen of het griffierecht niet tijdig heeft voldaan van een vonnis als bedoeld in artikel 140, derde lid, in hoger beroep komen, mits hij vooraf bij voorraad, tegen het stellen van zekerheid, aan het vonnis voldoet, zelfs wanneer dat vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard.
3.6
In geval een gedaagde bij verstek is veroordeeld geldt als hoofdregel dat deze daartegen verzet kan doen (artikel 143 lid 1 Rv). Dat is ingevolge artikel 335 Rv (slechts) anders in:
* het hier niet aan de orde zijnde geval zoals geregeld in artikel 335 lid 1 Rv of* het in artikel 335 lid 2 Rv geregelde geval waarin sprake is van de situatie zoals bedoeld in
artikel 140 Rv, kort gezegd:
- -
er zijn meer gedaagden (lid 1);
- -
ten minste een van hen is in het geding verschenen (lid 1);
- -
tussen alle partijen wordt één vonnis gewezen (lid 3).
Indien in die situatie aan deze voorwaarden is voldaan, wordt het tussen alle partijen gewezen vonnis als een vonnis op tegenspraak beschouwd (artikel 140 lid 3 Rv). De gedachte achter deze regeling is dat het eindvonnis ten opzichte van alle gedaagden tegelijk wordt gewezen en dat wordt voorkomen dat de daartegen aan te wenden rechtsmiddelen uit elkaar gaan lopen (met het gevaar van tegenstrijdige beslissingen).
3.7
In het aan de orde zijnde geval is niet tegelijk (eind)vonnis gewezen tegen alle gedaagden. Er is immers alleen (eind)vonnis gewezen ten aanzien van de niet verschenen gedaagde (A1 Visual), terwijl ten aanzien van de wel verschenen gedaagde (AG Parket) geen (eind)vonnis is gewezen, maar slechts is geconstateerd dat de procedure jegens deze van rechtswege is geschorst. Gezien de overwegingen van het vonnis moet de in het dictum van het vonnis opgenomen zinsnede “wijst het meer of anders gevorderde af” worden gelezen als alleen betrekking hebbende op de vordering jegens A1 Visual en niet ook op de vordering jegens AG Parket. In dit geval zijn de hiervoor genoemde voorwaarden van artikel 140 Rv niet vervuld en doet zich ook niet de noodzaak voor om rechtsmiddelen bijeen te houden. De procedures tegen de verschillende gedaagden lopen door de schorsing van de procedure jegens de wel verschenen gedaagde toch al uit elkaar, zoals de kantonrechter blijkens het vonnis heeft onderkend.
3.8
Nu geen sprake is van een uitzondering als geregeld in artikel 335 Rv, diende de in eerste aanleg bij verstek veroordeelde gedaagde, A1 Visual, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 143 lid 1 Rv verzet te doen. Het rechtsmiddel hoger beroep stond voor haar in dit geval niet open. Bij gebreke van een wettelijke regeling inzake verwijzing dan wel conversie, moet A1 Visual niet-ontvankelijk in haar hoger beroep worden verklaard.
3.9
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof A1 Visual veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Die kosten zullen aan de zijde van Initial worden vastgesteld op:- griffierecht € 1.862,--
- salaris advocaat € 447,-- (½ punt van het toepasselijke liquidatietarief, tarief II).
3.10
Het (in het exploot van 22 juli 2013) meer of anders gevorderde zal het hof afwijzen.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verklaart A1 Visual niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het tussen A1 Visual en Initial gewezen vonnis van 15 mei 2013 van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht);
veroordeelt A1 Visual in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Initial vastgesteld op € 1.862,-- voor griffierecht en op € 447,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, F.J.P. Lock en M. Ynzonides en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013.