NJ 2020/254
Onvoldoende steunbewijs voor schennis van de eerbaarheid.
HR 14-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:637, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/00545
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS207947:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:637, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:375, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2019
- Wetingang
Essentie
Onvoldoende steunbewijs voor schennis van de eerbaarheid.
Samenvatting
Dat verdachte, die volledig voldeed aan het signalement dat was gegeven door aangeefster van de man die haar zijn ontblote geslachtsdeel had getoond, kort na het voorval in de nabijheid is aangetroffen, vormt onvoldoende steunbewijs naast de verklaring van aangeefster. Dit wordt niet anders door de enkele omstandigheid dat aangeefster kort na het voorval telefonisch contact heeft gezocht met de politie en met haar echtgenoot.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 februari 2019, nummer 21/003791-17, in de strafzaak tegen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.