BNB 2020/60
Gedeeltelijke vrijspraak in strafzaak. Onschuldpresumptie. Bewijs in fiscale zaak met betrekking tot handelingen waarvoor vrijgesproken
HR 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:140, m.nt. G.J.M.E. de Bont
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 januari 2020
- Magistraten
Mrs. De Groot, Overgaauw, Fierstra, Van Kalmthout, Cools
- Zaaknummer
19/00166
- Conclusie
A-G IJzerman
- Noot
G.J.M.E. de Bont
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS197033:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:140, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1104, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 30‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑02‑2019
- Wetingang
Art. 6 lid 2 EVRM
Essentie
Gedeeltelijke vrijspraak in strafzaak. Onschuldpresumptie. Bewijs in fiscale zaak met betrekking tot handelingen waarvoor vrijgesproken
Samenvatting
Tegen belanghebbende is strafvervolging ingesteld. In de strafzaak is bewezen verklaard dat belanghebbende in 1994-1996 te Amsterdam opzettelijk handelshoeveelheden hasjiesj heeft verkocht. Belanghebbende is voor het overige vrijgesproken. Later is het door belanghebbende wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld. Belanghebbende heeft het daarmee gemoeide bedrag in 2007 betaald. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor 1994-1997 aanslagen IB/PVV en voor 1995, 1997 en 1998 aanslagen vermogensbelasting opgelegd. Daarbij heeft de Inspecteur zich gebaseerd op informatie uit de strafzaak en ontnemingszaak.
Voor het Hof was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.