Rb. Amsterdam, 13-04-2018, nr. 6504409 CV EXPL 17-27849
ECLI:NL:RBAMS:2018:2163
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
13-04-2018
- Zaaknummer
6504409 CV EXPL 17-27849
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2018:2163, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 13‑04‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
JERF Actueel 2018/160
Uitspraak 13‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Een man die na het overlijden van zijn vader in diens huurwoning bleef wonen, moet daar vertrekken. Ook moet hij ruim 500 euro aan achterstallige huur betalen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6504409 CV EXPL 17-27849
vonnis van: 13 april 2018
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M.C. Rosier
t e g e n
de stichting Stadgenoot
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Stadgenoot
gemachtigde: S.E. d’Agostino
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- dagvaarding van 24 november 2017 met producties;- antwoord/eis in reconventie met producties;- instructievonnis;- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 16 maart 2018. Voorafgaand aan de comparitie heeft [eiser] een bewijsaanbod voor het horen van getuigen gedaan en daarbij tevens een aantal producties in het geding gebracht.
Ter comparitie is [eiser] in persoon verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde en zijn zus [naam zus 1] . Voor Stadgenoot zijn verschenen de gemachtigde en [naam 1] , medewerker woonfraude bij Stadgenoot.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht, [eiser] aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. [eiser] heeft een verklaring overgelegd en daaruit voorgedragen. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
De vader van [eiser] , [naam vader] , is van 4 mei 1953 tot 23 juni 1992 gehuwd geweest met de moeder van [eiser] , [naam moeder] . Uit dit huwelijk is op 6 september 1986 de zus van [eiser] , [naam zus 1] , geboren. [eiser] is geboren op [geboortedag] 1992.
1.2.
Tussen Stadgenoot en de vader van [eiser] is op 18 juli 2005 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: de huurovereenkomst).
1.3.
[eiser] heeft zich met ingang van 17 december 2015 ingeschreven op het adres van zijn vader. Voordien heeft [eiser] gewoond op het adres van zijn moeder aan de [adres] en bij zijn zus [naam zus 2] .
1.4.
De vader van [eiser] is op 2 juni 2017 overleden.
1.5.
De tante van [eiser] , [naam tante] , was mantelzorger van de vader van [eiser] en zorgde voor de betaling van de huurpenningen.
1.6.
Bij brief van 7 juni 2017 heeft de tante van [eiser] Stadgenoot op de hoogte gebracht van het overlijden van de vader van [eiser] en de huurovereenkomst opgezegd. Voorts heeft de tante van [eiser] gemeld dat de huur voor juni is betaald en dat [eiser] nu op de woning zit.
1.7.
Na het staken van de huurbetalingen door de tante van [eiser] is een huurachterstand ontstaan.
1.8.
Bij e-mail van 13 juni 2017 heeft de coach van [eiser] , [naam coach] , namens [eiser] verzocht om overname van de huurovereenkomst. In het bij de e-mail gevoegde schriftelijke verzoek heeft [eiser] het volgende gesteld:
“Op vrijdag 2 juni is mijn vader onverwacht gestorven, mijn vader was tevens de hoofdbewoner van het huis waar ik nu in woon ( [adres] ). Ik woon ongeveer 2 jaar bij hem en ik heb altijd een duurzame gemeenschappelijke huishouding gehad met mijn vader. Mijn vader was chronisch ziek en had veel zorg nodig. Ik heb altijd de boodschappen gedaan en gekookt voor mijn vader. Ook heb ik hem maandelijks kostgeld betaald. Dit kan ik aantonen met de bankafschriften die ik met deze brief zal meesturen. Ik werk momenteel full time (…)”
1.9.
Bij e-mail van 20 juni 2017 heeft Stadgenoot het verzoek van [eiser] afgewezen. Stadgenoot heeft medegedeeld dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt op 31 augustus 2017 en dat zij ervan uitgaat dat [eiser] het gehuurde leeg en schoon oplevert.
1.10.
Bij e-mail van 23 juni 2017 heeft [naam coach] nogmaals een schriftelijk verzoek van [eiser] om overname van de huurovereenkomst aan Stadgenoot gestuurd. In dit bericht heeft [eiser] bericht dat hij door het bericht van Stadgenoot dat de huurovereenkomst op 31 augustus 2017 eindigt erg gespannen is en dat als hij zijn woning verliest hij naar de daklozenopvang moet, hetgeen ten koste gaat van zijn werkprestaties. [eiser] verzoekt om een verlenging van zes maanden.
1.11.
Bij brief van 29 juni 2017 heeft Stadgenoot het verzoek van [eiser] andermaal afgewezen.
1.12.
Bij e-mail van 17 augustus 2017 heeft Stadgenoot [eiser] bericht dat hij mag bewijzen dat hij met zijn vader een gemeenschappelijke duurzame huishouding heeft gehad, maar dat Stadgenoot het verzoek op grond van hetgeen [eiser] tot dan toe heeft aangedragen afwijst. Om [eiser] tegemoet te komen stelt Stadgenoot bereid te zijn om een vaststellingsovereenkomst op te stellen dat erin voorziet dat [eiser] na zes maanden na het overlijden van zijn vader de woning moet verlaten.
1.13.
Naar aanleiding van telefonische contacten met Stadgenoot heeft de tante van [eiser] in een ongedateerde verklaring, voor zover relevant, het volgende gesteld:
”Mijn broer [naam vader] (…) heeft mij gemachtigd om al zijn zaken te regelen, zoals o.a. zijn DigiD en samen hadden wij een bankrekening (…) Ik heb [naam vader] onder mijn hoede genomen nadat zijn vader en broer vlak na elkaar overleden, in 2003 en 2004, ik ben met [naam vader] het traject ingegaan zodat hij een WAO uitkering kreeg, en later nog een invaliditeitsuitkering van het ABP erbij, ik deed elk jaar de belasting aangifte voor hem, en regelde alles aan financiën (…)
Mijn broer is bij de scheiding uit de ouderlijke macht gezet, maar toen de 2 kinderen uit dit huwelijk niet meer bij hun moeder konden wonen vanwege haar uitkering werden zij de toegang ontzegt en ga maar naar je vader die ze bijna in 20 a 25 jaar niet hadden gezien of contact mee hadden gezocht, (…)
Mijn broer die ik al meer dan 20 a 25 jaar begeleid, vroeg altijd wat moet ik doen, vooral omdat hij het al had meegemaakt had met zijn dochter, dus ik ben daar naar toe gegaan, en gezegd dat ik wel een tegemoetkoming wilde hebben voor de kosten, wilde niet het vel over zijn oren trekken omdat hij niet zoveel verdiende, ik vroeg € 50,- per maand niet wetende dat zijn meisje [naam vriendin] ook bij hem introk, (…) En ik heb het bedrag verhoogd naar € 100,- die ze maandelijks moesten betalen, aan het eind van de maand, wilde hij altijd € 100,- lenen, dus als hij zijn loon binnen kreeg in het begin van de maand, dan kregen wij van hem € 100,- aan bijdrage en die € 100 die hij geleend had, dus € 200,- in totaal, (…) Mijn broer voelde dat hij loog, een gezamenlijke huishouding werd er niet gevoerd, mijn broer stond te wassen en de enkele keer dat [eiser] thuis kwam met junkfood, terwijl mijn broer al gegeten had, omdat hij een vreetkick had van het stoned zijn, bracht hij de verkeerde eten mee voor zijn vader, mijn broer stond op een dieet en vochtbeperking, [eiser] en [naam vriendin] toetertijd gingen ook vaak bij [eiser] zijn lieve moeder eten, (…) ik haalde de boodschappen en bracht die langs, en ik deed de financiën en ging af en toe op bezoek, bij mijn broer, om bij te kletsen, en altijd had hij het erover dat het niet goed ging met [eiser] bij hem woonde, hij had geen of totaal geen contact met hem! (…) Met zijn zoon [eiser] daar deed mijn broer niks mee, hij wilde dat hij eruit ging, maar uit medelijden bleef hij toch totdat hij een andere woning zou krijgen onder begeleiding, (daar heb ik U de messenger ap naar U gestuurd uit november 2016, (…) ze deden werkelijk niks samen, misschien een keer TV voetbal kijken, stukje kaas en wordt of chips door [naam vader] op tafel gezet om het een beetje gezellig te maken, mijn broer deed de was voor [eiser] , en als het te smerig werd in zijn kamertje, ruimde mijn broer het ook nog op, wasgoed wat op de grond lag, en troep, mijn broer maakte alles schoon met zijn zieke lichaam, afwassen totdat de werkster kwam, waar [eiser] ook commentaar op had, want zij maakte zijn kamer niet schoon, hij vond dat ze haar werk niet goed deed! Nou daar was ze niet voor, ze was er voor mijn broer, niet voor hem. (…)”
1.14.
In een conversatie tussen [eiser] en zijn tante via Facebook Messenger is het volgende vermeld:
Tante (13-11-2016 13:56)
Heb van [naam vader] gehoord dat je bent vertrokken, is ook beter zo! Hij werd er ziek en gek van, jammer maar is zo het beste! We hebben het geprobeerd, maar je moet je dan wel uit laten schrijven bij het stadsdeel en je sleutels van het huis terug geven en van het slot van zijn brommer want dat hoort bij zijn verzekering, hoop dat je dat doet! Dan zijn de zaken goed geregeld! Ga je goed!
[eiser] (13-11-2016 14:23)
Word geregeld!!
Ik regel even me dingen zo snel mogelijk zal vandaag of morgen sleutels brengen en ze slot
Tante
Ik kan er ook verder niks aan doen, hij is zo als hij is! Laat hem verder maar met rust, is voor jullie 2 en beter zo! Is een zieke man, die het moeilijk met zichzelf heeft, en kan niet tegen stress!
[eiser]
Ja je kan er ook niks aan doen dat is zo is idd beter ik ben bezig met een huisje zoeken kan even niet anders
Tante
Maar regel het wel snel met die uitschrijving, voor de belastingen, want het jaar loopt ten einde en dan wordt het voor een vol jaar weer gerekend! Dan kunnen verder dat hij er alleen woont! En die sleutels van zijn brommer en huis, want die zijn eigenlijk van mij! Weet je nog?
[eiser]
Vind het heel klote want is toch me vader maar hij scheld me uit en het moet maar op zijn manier hoe hij het wil probeer er ook rekening mee te houden maar ik werk veel en probeer zoveel mogelijk de deur uit te gaan omdat ik niet de hele dag daar kan zijn
Ja ik ga het allemaal regelen
Komt in orde
Tante
Snap ik, ik kom ook niet graag bij hem, is een einzelgänger maar hij is nog mijn enigste broer die niet meer alles op een rijtje heeft! Moeilijk genoeg!
[eiser]
Jaa ik denk er ook zo over is toch me vader en het doet me heel veel pijn dat ie allemaal dingen zegt wat mijn heel veel pijn doet
Maar miss is dit ook beter zo dat ik dan in weinig tijd een huisje kan krijgen moet er alles nu aan doen moeilijk t ook is
Tante
Ja en ook nog vreselijk eigenwijs! Laten wij maar kontakt houden, dan hou ik jou wel op hoogte!
[eiser]
Oké dankjewel is goed gaan we doen
Tante
Maar wanneer laat jij je dan uitschrijven?
[eiser]
DeZe week
Ik ga alles even regelen met instanties enzo
Dan bel ik je wel
Tante
Vraag dan wel om een bewijsje! Zodat ik geen last krijg, want je weet dat ik alles moet regelen via zijn financiën begrijp je!
[eiser]
Is nu zondag moet ook werken dat is het klote der aan
Ja is goed
Breng ik t wel na je
Tante
Je moet bij iemand een postadres nemen, dan heeft niemand verder last ervan, met de gemeentelijke belastingen!
1.15.
In een verklaring, gedagtekend 3 mei 2017, en ondertekend door de vader van [eiser] te mei 2005 “(in een boze bui)”, is, voor zover relevant, het volgende gesteld:
“mij 2 kinderen onterf ik ook, die hebben mij ook gebruikt als surrogaat vader, kwamen alleen toen ze ouder waren om hun moeilijkheden te melden en aan een uitkering te komen, kreeg van mijn dochter een klap in mijn gezicht, zodat mevrouw [naam moeder] haar uitkering niet verloor. Heb het echt gehad met deze familie, mijn zoon die nu bij mij is ingetrokken is, praat niet eens tegen mij, zit alleen maar in zijn telefoon of gaat vroeg naar bed, met zijn oordopjes in, totaal geen gezelligheid, ze zijn ergens uit, ik vertrouw ze niet!”
1.16.
Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij op dit moment geen werk heeft. Hij ontvangt een bijstandsuitkering en gaat beginnen met een leertraject als lasser.
1.17.
Bij brief van 14 december 2017 heeft de gemachtigde van Stadgenoot [eiser] gesommeerd om de betalingsachterstand van € 524,60 te voldoen met in achtneming van de 14 dagen termijn ex artikel 6:96 lid 6 BW, bij gebreke waarvan de vordering wordt verhoogd met incassokosten.
Vordering en verweer in conventie
2. [eiser] vordert in conventie dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat [eiser] huurder is van de woning aan de [adres] en dat hij in de woning mag verblijven tot opzegging van de huurovereenkomst, met veroordeling van Stadgenoot in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3. [eiser] stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat hij vanaf 17 december 2015 een gezamenlijke huishouding voerde met zijn vader. De woning was voor [eiser] , na een verslavingsverleden waarbij hij in aanraking is gekomen met politie en justitie, een veilig heenkomen en bovendien kon hij als mantelzorger voor zijn vader zorgen. [eiser] deed iedere dag boodschappen voor zijn vader, kookte voor zijn vader en at met zijn vader. Daarnaast keken zij samen ’s avonds veel voetbal. [eiser] betaalde de boodschappen voor zijn vader en voorts betaalde hij iedere maand € 200,00 aan zijn tante voor de huur van de woning.
4. Stadgenoot voert verweer tegen de vordering in conventie en stelt daartoe dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:268 lid 2 juncto lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW). Uit de huuropzegging door de tante van [eiser] volgt dat [eiser] alleen staat ingeschreven op het adres van het gehuurde. De tante van [eiser] heeft verklaard dat [eiser] nimmer werkelijk op het adres van het gehuurde woonachtig is geweest. Hij verbleef slechts incidenteel op het adres van het gehuurde en is ook tussentijds vertrokken. Ook uit de door [eiser] overgelegde salarisspecificaties volgt dat hij zijn hoofdverblijf heeft op de [adres] . Na het staken van de huurbetalingen door de tante van [eiser] is een betalingsachterstand ontstaan. [eiser] heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat hij een gemeenschappelijke huishouding met zijn vader heeft gevoerd en dat hij hem mantelzorg heeft geboden. Door [eiser] is niet onderbouwd dat hij iedere dag boodschappen deed voor zijn vader en deze ook betaalde, dat hij voor hem kookte, dat hij samen met hem at en dat hij samen met zijn vader naar voetbal keek. [eiser] heeft voorts niet onderbouwd dat hij maandelijks € 200,00 aan zijn tante betaalde voor de huur. Er mocht vanuit gegaan worden dat [eiser] de woning van zijn vader in de toekomst weer zou verlaten. Uit de conversatie via Facebook Messenger blijkt dat [eiser] niet de intentie had om de samenwoning met zijn vader, voor zover hiervan al sprake was, nog langere tijd voort te laten duren.
Vordering en verweer in reconventie
5. Stadgenoot vordert in reconventie dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht wordt verklaard dat de huurovereenkomst tussen Stadgenoot en [naam vader] per 31 augustus 2017 is geëindigd door het overlijden van [naam vader] en dat [eiser] dientengevolge verplicht is om het gehuurde geheel ontruimd aan Stadgenoot op te leveren;b. [eiser] zal worden veroordeeld het gehuurde met alwie en alwat zich daarin vanwege [eiser] moge bevinden te ontruimen, te verlaten en met afgifte der sleutels en achterlating van al wat tot het gehuurde behoort in behoorlijke staat ter vrije en algehele beschikking van Stadgenoot te stellen;c. [eiser] zal worden veroordeeld tegen kwijting aan Stadgenoot te betalen een bedrag van (naar de kantonrechter begrijpt:)€ 1.047,35 aan achterstallige gebruiksvergoeding verhoogd met de wettelijke rente sedert de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;d. [eiser] zal worden veroordeeld tegen kwijting aan Stadgenoot te betalen (naar de kantonrechter begrijpt:)€ 427,54, voor iedere maand gedurende welke [eiser] na31 januari 2018 het gehuurde in gebruik houdt;e. [eiser] hoofdelijk zal worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de nakosten.
6. Stadgenoot legt hetgeen zij als verweer in conventie heeft gesteld aan haar vordering in reconventie ten grondslag.
7. [eiser] voert verweer tegen de vordering in reconventie en legt al hetgeen door hem in conventie is gesteld daaraan ten grondslag. [eiser] heeft ter zitting de betalingsachterstand van de huurtermijnen over de maanden juli en augustus 2017 erkend en het ontstaan daarvan toegelicht.
Beoordeling in conventie en in reconventie
8. Gelet op de onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld.
9. Niet in geschil is dat [eiser] geen medehuurder is. Partijen twisten over de vraag of [eiser] aanspraak heeft op voortzetting van de huurovereenkomst.
10. Ingevolge artikel 7:268 lid 2 BW zet de persoon die geen medehuurder is, maar wel zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft en met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad, de huur voort gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder. Hij zet de huur ook nadien voort, indien de rechter dit heeft bepaald op een daartoe strekkende binnen die termijn ingestelde vordering, en in elk geval zolang op deze vordering niet onherroepelijk is beslist.
11. De vordering van [eiser] is op bovenstaande regel gegrond. Deze vordering, zo volgt uit het derde lid van artikel 7:268 BW, moet door de rechter worden afgewezen indien:
( a) [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de vereisten van lid 2 voldoet (hoofdverblijf in het gehuurde en een duurzame gemeenschappelijke huishouding met de overleden huurder);
( b) [eiser] uit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor nakoming van de huur;
( c) [eiser] niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
12. De kantonrechter overweegt als volgt.
13. Het enkele feit dat [eiser] op hetzelfde adres woonde als zijn vader maakt nog niet dat er sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. [eiser] zal feiten en omstandigheden moeten aanvoeren waaruit blijkt dat hij een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn vader voerde. De vraag of sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in art. 7:268 lid 2 BW, moet volgens vaste rechtspraak worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval in onderling verband (vgl. HR 22 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0838, NJ 1993/549, en HR 18 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1281, NJ 1994/376). Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een samenleven van kind en ouder(s) na het zelfstandig worden van het kind worden aangemerkt als een blijvende samenwoning met een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in art. 7:268 lid 2 BW (vgl. HR 12 maart 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4340, NJ 1982/352, en HR 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7364, NJ 2004/658). Indien, zoals in dit geval, een volwassen kind na zijn jeugd bij zijn ouder intrekt, zal evenzeer aan de hand van de feiten en omstandigheden moeten worden bepaald of sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De stelplicht en bewijslast dienaangaande rust op [eiser] .
14. Stadgenoot heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [eiser] en zijn vader. De vraag is vervolgens of [eiser] moet worden toegelaten tot bewijslevering, zoals hij heeft aangeboden.
15. In de dagvaarding heeft [eiser] gesteld dat hij op 17 december 2015 bij zijn vader is ingetrokken en dat zij sindsdien samen een gemeenschappelijke huishouding voerden. Voor [eiser] was de woning een veilig heenkomen en dat vormde een basisvoorwaarde om niet in zijn oude gewoonte (verslavingsverleden) terug te vallen en voor vader had het als voordeel dat [eiser] mantelzorger kon zijn, aldus [eiser] .
16. Dat [eiser] mantelzorger was voor zijn vader heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt. Daartoe wordt overwogen dat als onbetwist vast staat dat de tante van [eiser] meer dan 20 jaar de mantelzorger van de vader van [eiser] is geweest. Volgens [eiser] waren zijn tante en hij samen mantelzorger. Dit wordt echter betwist door Stadgenoot, hetgeen wordt ontleend aan de verklaring van de tante van [eiser] . Ondanks dat [eiser] volgens zijn eigen stelling sinds december 2015 zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde (Stadgenoot heeft dat betwist) heeft zijn aanwezigheid in de woning niet tot een verandering in de bestaande mantelzorg voor de vader van [eiser] geleid, althans hiervoor zijn geen aanknopingspunten te vinden.
17. [eiser] heeft erop gehamerd dat hij voor zijn vader boodschappen deed, voor zijn vader kookte, zij samen aten, samen voetbal keken en dat hij aan zijn tante € 200,- contant de huur betaalde. Dit laatste wordt door de tante erkend. De overige feiten en omstandigheden worden betwist. [eiser] heeft de hierop gerichte - algemene - stellingen niet geconcretiseerd en evenmin onderbouwd door - bijvoorbeeld - verklaringen van de buren of andere bij het huishouden van de vader van [eiser] betrokkenen.
18. Ter zitting is namens Stadgenoot verklaard dat naast de tante van [eiser] ook door Thuiszorg zorg werd verleend aan de vader van [eiser] in de vorm van het schoonmaken van de woning. Volgens Stadgenoot, zo is onbetwist naar voren gebracht, heeft de betrokken huishoudster, mevrouw [naam huishoudster] , desgevraagd verklaard dat geen sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen vader en [eiser] . Verder is ter zitting gebleken dat mevrouw Yashdi als maatschappelijk werkster tevens betrokken is geweest bij de zorg van de vader van [eiser] . Niet is gesteld of gebleken dat [eiser] met voornoemde personen contact onderhield over het huishouden, hetgeen in het kader van het gestelde duurzaam gemeenschappelijk karakter wel voor de hand zou hebben gelegen.
19. Ook zijn er geen andere documenten, zoals foto’s of andere relevante post, waaruit een duurzame gemeenschappelijke huishouding kan worden afgeleid. De door [eiser] aan Stadgenoot ter beschikking gestelde bankafschriften (die Stadgenoot heeft overgelegd) dateren grotendeels uit 2017 en heeft [eiser] niet toegelicht. In elk geval valt daaruit niet zonder meer af te leiden dat [eiser] de gestelde uitgaven heeft gedaan ten behoeve van een gemeenschappelijke huishouding met zijn vader. De door [eiser] met zijn tante gevoerde conversatie (zie rov. 1.14) geeft er geen blijk van dat [eiser] en zijn vader een blijvende samenwoning hebben beoogd. De verklaringen van de tante van [eiser] en de verklaring van de vader (voor zijn overlijden) bevestigen dit beeld. Volgens die verklaringen was er geen sprake van een wederkerige relatie en was de bijdrage van [eiser] aan het huishouden slechts financieel van aard of ingegeven door zijn eigen behoefte.
20. In het licht van hetgeen over en weer is aangevoerd en onderbouwd acht de kantonrechter de door [eiser] gestelde feiten en omstandigheden onvoldoende gemotiveerd. [eiser] heeft aangevoerd dat de betwisting van Stadgenoot slechts wordt ontleend aan één bron, de tante van [eiser] , die onbetrouwbaar zou zijn. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de kantonrechter niet alleen acht slaat op haar verklaring maar ook op de overige stukken in het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard. Het is aan [eiser] , op wie de stelplicht en bewijslast rust, zijn stellingen zoveel mogelijk te onderbouwen. De door [eiser] ingebrachte stukken zien vooral op zijn belang bij het behoud van de woning. Voor de toewijzing van de voorzetting van de huurovereenkomst na het overlijden van de huurder is dat echter niet de maatstaf.
21. [eiser] heeft aangeboden zijn zussen en zijn moeder alsmede zijn eigen begeleiders te horen als getuigen. [eiser] heeft niet - concreet - aangegeven op welke van zijn stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft.
22. Gelet op het voorgaande wordt het bewijsaanbod van [eiser] als onvoldoende gespecificeerd gepasseerd.
23. Met betrekking tot de onder b) genoemde voorwaarde wordt nog het volgende opgemerkt. Stadgenoot heeft gesteld dat [eiser] onvoldoende waarborg biedt voor nakoming van de huurovereenkomst.
24. Als onweersproken staat vast dat sinds de vader van [eiser] is overleden er een huurachterstand is, die thans € 524,15 bedraagt. [eiser] heeft toegelicht dat de huurachterstand is ontstaan door een misverstand over de door tante van [eiser] betaalde huur na het overlijden van de vader van [eiser] . [eiser] heeft de achterstand deels ingelopen en wil graag een betalingsregeling. Desgevraagd heeft [eiser] verklaard dat hij de achterstand niet eerder kon inlopen door het verlies van zijn baan.
25. Hetgeen [eiser] ter zake van zijn draagkracht heeft aangevoerd is eveneens onvoldoende (onderbouwd) om aan te nemen dat hij voldoet aan de onderhavige voorwaarde.
26. Een en ander voert tot het oordeel dat de vordering in conventie moet worden afgewezen.
27. De in reconventie gevorderde verklaring voor recht, de ontruiming en de betaling van de gebruiksvergoeding zullen worden toegewezen als na te melden nu [eiser] zonder recht of titel in de woning verblijft. De gevorderde betaling van achterstallige gebruiksvergoeding zal als erkend tevens worden toegewezen tot een bedrag van€ 524,15, vermeerderd met de incassokosten. Voldoende is gesteld en gebleken dat aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten is voldaan.
28. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen. Nu de vordering in reconventie rechtstreeks verband houdt met de vordering in conventie zullen de kosten van deze procedure worden begroot op nihil.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van Stadgenoot begroot op € 300,- voor salaris van de gemachtigde;
veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
In reconventie
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst door het overlijden van [naam vader] is geëindigd per 31 augustus 2017;
veroordeelt [eiser] om de woning aan de [adres] met alwie en alwat zich daarin vanwege [eiser] moge bevinden binnen 10 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, te verlaten en met afgifte van de sleutels en achterlating van al wat tot de woning krachtens de huurovereenkomst behoort in behoorlijke staat ter vrije en algehele beschikking van Stadgenoot te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het bepaalde in artikel 555 e.v. juncto 444 Rv;
veroordeelt [eiser] om te betalen aan Stadgenoot:
• €524,15 aan achterstallige gebruiksvergoeding tot en met 2 maart 2018, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2018 tot de dag van voldoening;
• € 95,21 aan buitengerechtelijke incassokosten;
• € 427,54 voor iedere maand dat [eiser] de woning na 2 maart 2018 in gebruik houdt;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de kant van Stadgenoot begroot op nihil.
In conventie en in reconventie
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.