Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsreglement Europees Octrooiverdrag 2000
Regel 42 Inhoud van de beschrijving
Geldend
Geldend vanaf 13-12-2007
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding en de datum van afkondiging zijn afkomstig van de tekstplaatsing. Oorspronkelijke datum van afkondiging: 05-10-1973 (Trb. 1976, 101). Oorspronkelijke datum van inwerkingtreding: 07-10-1977 (Trb. 1977, 144).
- Bronpublicatie:
07-12-2006, Trb. 2013, 127 (uitgifte: 06-08-2013, regelingnummer: CA/D10/06)
- Inwerkingtreding
13-12-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2007, Trb. 2007, 233 (uitgifte: 21-12-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de akte van 29-11-2000, Trb. 2002, 9.
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De beschrijving dient:
- a.
het technisch gebied aan te geven waarop de uitvinding betrekking heeft;
- b.
de bekende stand van de techniek aan te geven die, voor zover de aanvrager deze kent, als nuttig kan worden beschouwd voor het begrip van de uitvinding, voor het opstellen van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek en voor het onderzoek van de Europese octrooiaanvrage en bij voorkeur de literatuurplaatsen te vermelden waarin deze stand van de techniek staat beschreven;
- c.
de uitvinding, zoals aangeduid in de conclusies, uiteen te zetten in zodanige bewoordingen dat het technische probleem, ook indien dit als zodanig niet uitdrukkelijk is uiteengezet, en de oplossing ervan kunnen worden begrepen, en voorts de mogelijke voordelen van de uitvinding ten opzichte van de stand van de techniek;
- d.
de figuren in de eventuele tekeningen kort te beschrijven;
- e.
ten minste één gedetailleerde wijze aan te geven waarop de uitvinding waarvoor bescherming wordt gevraagd, kan worden uitgevoerd; dit wordt, waar dienstig, aan de hand van voorbeelden gedaan en onder verwijzing naar de eventuele tekeningen;
- f.
uitdrukkelijk de wijze aan te geven waarop de uitvinding industrieel toepasbaar is, wanneer zulks niet duidelijk uit de beschrijving of uit de aard van de uitvinding blijkt.
2.
De beschrijving wordt op de wijze en volgens de indeling als aangegeven in het eerste lid ingediend, tenzij in verband met de aard van de uitvinding een andere wijze of indeling zou leiden tot beter begrip of een beknoptere beschrijving.