RBP 2018/10
Immuniteit van jurisdictie. Dient de Nederlandse rechter ambtshalve te onderzoeken of er sprake is van immuniteit van jurisdictie, indien vreemde staat of internationale organisatie niet in rechte verschijnt?
HR 01-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3054
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 december 2017
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
16/02408
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS928202:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Internationaal publiekrecht / Fundamentele rechten van staten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3054, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:990, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑09‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑11‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑02‑2016
- Wetingang
Essentie
Immuniteit van jurisdictie. Immuniteit van executie. Vreemde staat. Verstek.
Dient de Nederlandse rechter ambtshalve te onderzoeken of er sprake is van immuniteit van jurisdictie, indien vreemde staat of internationale organisatie niet in rechte verschijnt?
Samenvatting
Republiek Irak en Central Bank of Iraq (hierna: Irak) zijn op vordering van de rechtsvoorgangster van de verweerster in cassatie door het hof Den Haag bij verstekarrest veroordeeld tot betaling van een geldsom. Irak heeft geen verzet tegen het verstekarrest gedaan. Irak heeft als gevolg van een door de Paris Club opgezette schuldsaneringsregeling de Iraq Debt Reconciliation Office (hierna: Office) opgericht. De verweerster ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.