HR, 05-02-2010, nr. 09/03638
ECLI:NL:HR:2010:BK6682
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
05-02-2010
- Zaaknummer
09/03638
- Conclusie
Mr. L. Strikwerda
- LJN
BK6682
- Roepnaam
Muller/Gemeente
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK6682, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑02‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK6682
ECLI:NL:PHR:2010:BK6682, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK6682
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Verhaal gemaakte kosten van bijstand. Draagkracht (art. 1:397 BW) (art. 81 RO).
5 februari 2010
Eerste Kamer
09/03638
DV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. L.C. Blok,
t e g e n
DE GEMEENTE APELDOORN,
zetelende te Apeldoorn,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 4 mei 2006 ter griffie van de rechtbank Zutphen ingediend verzoekschrift heeft de Gemeente verzocht, kort gezegd, te bepalen dat [verzoeker] wegens de gemaakte kosten van bijstand over de periode van 6 augustus 2004 tot en met 31 augustus 2005 aan de Gemeente voldoet de totaalsom van € 5.207,73.
[Verzoeker] is niet verschenen.
De rechtbank heeft bij beschikking van 11 juli 2006 het verzoek toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij beschikking van 9 juni 2009 de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Gemeente is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.A.M. van Schendel op 5 februari 2010.
Conclusie 11‑12‑2009
Mr. L. Strikwerda
Partij(en)
conclusie inzake
[Verzoeker]
tegen
Gemeente Apeldoorn
Edelhoogachtbaar College,
1.
Het tijdig door verzoeker tot cassatie, hierna: [verzoeker], ingestelde cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem van 9 juni 2009. Bij deze beschikking heeft het hof op het hoger beroep van [verzoeker] bekrachtigd de beschikking van de rechtbank Zutphen van 11 juli 2006, waarbij op verzoek van thans verweerster in cassatie, hierna: de gemeente, is bepaald dat [verzoeker] wegens de gemaakte kosten van bijstand over de periode van 6 augustus 2004 tot en met 31 augustus 2005 aan de gemeente voldoet de totaalsom van Euro 5.207,73.
2.
De gemeente heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend.
3.
Het cassatieberoep berust op één middel, dat twee klachten bevat. De klachten kunnen naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat het cassatieberoep zich leent voor verwerping met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
4.
De eerste klacht van het middel keert zich tegen het oordeel van het hof — in r.o. 4.3 — dat [verzoeker] ten aanzien van zijn financiële situatie in het geheel geen gegevens heeft overgelegd op basis waarvan zijn draagkracht kan worden vastgesteld. Volgens de klacht is dit oordeel ‘onbegrijpelijk en evident onjuist’, kort gezegd omdat [verzoeker], die geen andere gegevens heeft kunnen overleggen dan informatie van de belastingdienst, bij het hof heeft aangetoond dat hij geen inkomen heeft en dat zijn draagkracht (dus) nihil is.
5.
Met ‘informatie van de belastingdienst’ doelt de klacht kennelijk op de door [verzoeker] bij brief van 23 maart 2009 in het geding gebrachte brief van de belastingdienst d.d. 19 maart 2009, in welke brief (die zich niet bevindt in het door [verzoeker] overgelegde partijdossier, maar wel in het ambtshalve bij het hof opgevraagde griffiedossier) wordt vermeld dat [verzoeker] niet aangifteplichtig was voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekering vanaf 1997 en derhalve geen aangiftebiljetten heeft ingediend. Nu in deze brief niets staat vermeld over de inkomsten van [verzoeker] en het middel niet stelt (en uit de gedingstukken ook niet blijkt) dat [verzoeker] gegevens heeft overgelegd op basis waarvan zijn concrete financiële situatie kan worden vastgesteld, is het oordeel van het hof geenszins onbegrijpelijk. Op juistheid kan dat oordeel, feitelijk als het is, in cassatie niet worden getoetst. De klacht faalt derhalve.
6.
De tweede klacht komt erop neer dat het hof ten onrechte de verdiencapaciteit van [verzoeker] heeft betrokken bij de beoordeling van diens draagkracht.
7.
De klacht berust kennelijk op de opvatting dat de rechter bij de beoordeling van de draagkracht van de onderhoudsplichtige alleen rekening mag houden met diens werkelijke inkomsten. Deze opvatting is onjuist. De rechter dient bij de beoordeling van de draagkracht niet alleen te letten op de werkelijke inkomsten van de onderhoudsplichtige, maar ook rekening te houden met de inkomsten die deze zich in redelijkheid kan verwerven. Zie Kluwers Personen- en familierecht, losbl., art. 1:397 BW, aant. 1 onder b (S.F.M. Wortmann). Ook de tweede klacht kan daarom niet tot cassatie leiden.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,