HR, 01-12-2009, nr. 09/02611 H
ECLI:NL:HR:2009:BK4884
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-12-2009
- Zaaknummer
09/02611 H
- LJN
BK4884
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK4884, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑12‑2009; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Herziening gericht tegen o.m. ontnemingsuitspraak. Aanvraag niet-ontvankelijk.
1 december 2009
Strafkamer
nr. 09/02611 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van (a) een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 15 oktober 2004, nummer 07/470012-04, en van (b) een in kracht van gewijsde gegane beslissing op een vordering als bedoeld in art. 36e Wetboek van Strafrecht van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 15 oktober 2004, nummer 07/470012-04, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager bij het onder (a) vermelde vonnis als 1. "medeplichtige van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B of C van de Opiumwet gegeven verbod" en ter zake van 2. "diefstal, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Voorts heeft de Politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de aanvrager een betalingsverplichting opgelegd, een en ander zoals in de aantekening mondeling vonnis vermeld.
Verder heeft de Politierechter bij de onder (b) vermelde uitspraak de aanvrager de verplichting opgelegd om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van
€ 84.635,-.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage tot herziening van het onder (a) vermelde vonnis
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
4. Beoordeling van de aanvrage tot herziening van de onder (b) vermelde uitspraak
De aanvrage kan niet tot herziening leiden, reeds omdat oplegging van een ontnemingsmaatregel niet is een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan daarom niet worden ontvangen.
Opmerking verdient dat de rechter die de maatregel heeft opgelegd op grond van art. 577b, tweede lid, Sv bevoegd is op een schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de veroordeelde het vastgestelde bedrag te verminderen of kwijt te schelden, en dat de officier van justitie op grond van art. 561, derde lid, Sv uitstel van betaling of betaling in termijnen kan toestaan.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 1 december 2009.