Rb. Maastricht, 31-05-2011, nr. 03/855783-10, nr. 03/550241-09 (VTVV)
ECLI:NL:RBMAA:2011:BR1947
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
31-05-2011
- Magistraten
Mrs. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, C.M.J. van den Acker, C. Wapenaar
- Zaaknummer
03/855783-10
03/550241-09 (VTVV)
- LJN
BR1947
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2011:BR1947, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 31‑05‑2011
Uitspraak 31‑05‑2011
Mrs. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, C.M.J. van den Acker, C. Wapenaar
Partij(en)
vonnis van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van zaken tegen minderjarigen, d.d. 31 mei 2011
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 mei 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Verder zijn tijdens deze zitting gehoord de beide ouders van verdachte alsmede mevrouw [P.] van Bureau Jeugdzorg Limburg, locatie Kerkrade.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging — welke ter terechtzitting van 17 mei 2011 is gewijzigd door toevoeging van een meer subsidiair feit — is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: samen met anderen [naam slachtoffer] op straat zijn tas en/of gsm heeft afgeperst danwel hem op straat heeft beroofd van zijn tas en/of gsm;
subsidiair: medeplichtig was aan vorenbedoelde afpersing danwel beroving van [naam slachtoffer] gepleegd door [naam medeverdachte 1];
meer subsidiair: de afpersing dan wel beroving van [naam slachtoffer] gepleegd door [naam medeverdachte 1] heeft uitgelokt.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde gevorderd.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer subsidiair is ten laste gelegd, in die zin dat verdachte heeft uitgelokt dat [naam medeverdachte 1] op straat [naam slachtoffer] zijn tas heeft afgeperst. Volgens de officier van justitie is sprake van uitlokking omdat [naam medeverdachte 1] pas op het idee is gekomen de straatroof te plegen nadat hij daartoe van verdachte inlichtingen had gekregen. Verdachte heeft [naam medeverdachte 1] gezegd dat hij door middel van een straatroof geld kon krijgen en hem aanwijzingen en tips gegeven over de plaats waar die straatroof kon worden gepleegd en over de te verrichten handelingen tijdens de straatroof. De aanwijzingen en tips waardoor verdachte [naam medeverdachte 1] heeft uitgelokt hielden in dat verdachte [naam medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij een kettingslot moest pakken om iemand die met zijn fiets uit school kwam te doen stoppen, dat hij dan moest zeggen: ‘Geef me je tas en gsm’ en dat [naam medeverdachte 1], als hij de tas in bezit had, daarin moest kijken of er iets van waarde in zat en dat [naam medeverdachte 1], als iets in de tas zat wat hij kon gebruiken, verdachte moest opbellen omdat verdachte dit dan wilde hebben en dat [naam medeverdachte 1] daarvoor dan wat kreeg.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij, evenals de officier van justitie, niet bewezen acht hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd. De raadsman heeft tevens vrijspraak bepleit ter zake het verdachte meer subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ten tijde van dit feit pas 17 jaar oud was en [naam medeverdachte 1] pas 14 jaar en dat tussen jongens van deze leeftijd vaak stoere woorden gesproken worden, zonder dat verwacht hoeft te worden dat wat gezegd wordt feitelijk gedaan wordt. Volgens verdachte heeft hij weliswaar, om stoer te doen, aan [naam medeverdachte 1] gezegd dat hij een straatroof moest plegen om aan geld te komen, echter verdachte ontkent dat hij aan [naam medeverdachte 1] gezegd heeft dat hij hem moest bellen als er iets van waarde in de tas zat. Over dit laatste, de eventuele buit, is alléén door [naam medeverdachte 1] iets verklaard, reden waarom dit niet wettig bewezen kan worden. Verdachte ontkent bovendien dat hij gezien heeft dat [naam medeverdachte 1] het feit heeft gepleegd. De raadsman heeft aangevoerd dat bij verdachte het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen of van wederrechtelijke toeëigening van enig goed, ontbreekt. De raadsman heeft verder gesteld dat verdachte niet kon weten en ook niet kon verwachten dat de 14-jarige [naam medeverdachte 1] echt over zou gaan tot het plegen van een straatroof. Volgens verdachte heeft [naam medeverdachte 1] dit feit alleen en uit eigener beweging gepleegd en is verdachte daarvoor niet verantwoordelijk. Daarbij komt dat verdachte ten tijde van dit feit niet wist dat [naam medeverdachte 1] autistisch was.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte samen met [naam medeverdachte 1] en [L.] aan de rand van het bos heeft staan praten, aan het begin van een fietspad dat het bos inloopt. Verdachte heeft daarbij zijn geld zitten tellen. [naam medeverdachte 1] vond dit interessant en zei dat hij ook geld nodig had. Verdachte heeft [naam medeverdachte 1] daarop gezegd dat hij iemand kon beroven om aan geld te komen. Verdachte heeft vervolgens verder gepraat met [naam medeverdachte 1] over hoe je iemand kan beroven, dat je gewoon moet wachten tot er iemand langskomt en dan bijvoorbeeld een fietser een stok tussen de wielen stoppen of er gewoon voor gaan staan en zeggen: geef me je tas en mobieltje. Verdachte heeft [naam medeverdachte 1] ook nog gezegd dat hij het slot van zijn fiets kon gebruiken.
[naam medeverdachte 1] heeft daarop gedacht: dat probeer ik uit, heeft zijn slot gepakt en is een een eindje het fietspad opgelopen. Het latere slachtoffer passeert dan verdachte en [L.] en vindt een eindje verder op het fietspad [naam medeverdachte 1] op zijn weg, die hem zijn rugzak afperst. Ondertussen is [L.] vertrokken. Verdachte vertrekt ook korte tijd later.
[naam medeverdachte 1] heeft nog verklaard dat verdachte na het delict tegen hem zei dat hij in de tas moest kijken of er iets in zat en de tas vervolgens moest dumpen. [naam medeverdachte 1] moest verdachte bellen als er iets van waarde in zat, dan wilde hij dat hebben en kreeg [naam medeverdachte 1] er wat voor. Nu de verklaring van [naam medeverdachte 1] voor dit deel niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel is hiervoor echter onvoldoende wettig bewijs. Dit heeft de rechtbank dan ook niet in aanmerking genomen bij de beantwoording van de rechtsvraag in dezen.
De rechtbank is — met de officier van justitie en de raadsman — van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte samen met [naam medeverdachte 1] de straatroof heeft gepleegd. Van het primair ten laste gelegde moet verdachte dan ook worden vrijgesproken. Nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat [naam medeverdachte 1] tijdens het gesprek met verdachte op het idee is gekomen van de straatroof moet verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken en moet het handelen van verdachte worden beoordeeld in het licht van het meer subsidiair ten laste gelegde.
De vraag die de rechtbank derhalve heeft te beantwoorden is of verdachte met zijn handelen het delict dat [naam medeverdachte 1] heeft gepleegd opzettelijk heeft uitgelokt. Gezien het voorgaande is de vraag toe te spitsen op de vraag of verdachte door het verschaffen van voormelde informatie de door [naam medeverdachte 1] gepleegde afpersing opzettelijk heeft uitgelokt. Verdachte heeft verklaard dat hij wel stoer heeft zitten praten maar niet had verwacht dat [naam medeverdachte 1] het ook echt zou gaan doen.
Allereerst doet zich de vraag voor of hetgeen verdachte heeft gezegd kan gelden als inlichtingen in de zin van artikel 47, lid 1 en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Inlichtingen in de zin van voormeld artikel betreffen mededelingen van feitelijke aard die van belang zijn met het oog op het te plegen delict in die zin dat deze geschikt zijn om in de omstandigheden van het geval te bewerkstelligen dat het delict wordt gepleegd (HR 27 februari 2001, NJ 2001, 308).
De rechtbank overweegt dat het hier uitlatingen van een jongere betreft in een gesprek tussen jongeren. De uitlatingen zijn erg algemeen. Ze gaan wel over hoe je een beroving zou kunnen doen maar ze zien niet op een bepaalde beroving die plaats zou moeten vinden. De informatie is voorts van dien aard dat [naam medeverdachte 1] dat ook zelf had kunnen bedenken.
Hoewel duidelijk is dat [naam medeverdachte 1] als gevolg van het gesprek met verdachte besloot iemand te beroven of zoals hij het zelf heeft verwoord in zijn verhoor bij de politie: (ik dacht toen) ‘dat probeer ik uit’, acht de rechtbank de uitlatingen van verdachte van onvoldoende gewicht om te concluderen dat verdachte het delictgedrag van [naam medeverdachte 1] heeft uitgelokt in de zin van artikel 47, lid 1 en onder 2 Sr.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het zowel primair, subsidiair als meer subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank wil daarbij wel opmerken dat zij het gedrag van verdachte moreel zeer verwerpelijk acht en dat zij hoopt dat verdachte van de hele zaak in elk geval dit heeft geleerd dat dingen die je doet en zegt consequenties kunnen hebben en het niet aangaat andere (jongere) kinderen op te jutten om tot delictgedrag te komen.
4. De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de ‘vordering na voorwaardelijke veroordeling’ van de officier van justitie d.d. 4 maart 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging alsnog van een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 3 juli 2009, gewezen onder parketnummer 03/550241-09.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, omdat — gelet op vorenstaande —niet is komen vast te staan dat verdachte zich voor het einde van de bij genoemd vonnis van de kinderrechter vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
5. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak
- —
spreekt verdachte vrij van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde;
de vordering tenuitvoerlegging
- —
wijst af de ‘vordering na voorwaardelijke veroordeling’ van de officier van justitie d.d. 4 maart 2011.
Dit vonnis is gewezen door G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. C.M.J. van den Acker en mr. C. Wapenaar, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 mei 2011.
Buiten staat
Mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
‘hij op of omstreeks 29 september 2010, in de gemeente Landgraaf, op de openbare weg, de [B.weg], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- —
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (met inhoud) en/of een GSM, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
en/of
- —
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (met inhoud) en/of een GSM, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- —
heeft/hebben gezwaaid met een kettingslot, in elk geval met enig (hard) voorwerp en/of
- —
de weg heeft/hebben versperd voor die [naam slachtoffer] en/of
- —
die [naam slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: ‘Jij moet stoppen.’ en/of ‘Heb jij een GSM bij je?’ en/of ‘Als ik erachter kom dat je toch een GSM bij je hebt … sla ik je dood’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- —
het lichaam en/of de kleding van die [naam slachtoffer] heeft/hebben afgetast;’
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
‘[naam medeverdachte 1] op of omstreeks 29 september 2010,
in de gemeente Landgraaf, op de openbare weg, de [B.weg],
- —
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (met inhoud) en/of een GSM, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of aan verdachte,
en/of
- —
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan die [naam medeverdachte 1] en/of aan hem, verdachte, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 september 2010 in de gemeente Landgraaf en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [naam medeverdachte 1]
- —
informatie te verschaffen over het verkrijgen van geld door middel van een straatroof en/of
- —
aanwijzingen en/of tips te geven over de plaats waar de straatroof kon worden gepleegd en/of
- —
aanwijzingen en/of tips te geven over de te verrichten handelingen tijdens de straatroof;’
Meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
‘[naam medeverdachte 1] op of omstreeks 29 september 2010, in de gemeente Landgraaf, op de openbare weg, de [B.weg],
- —
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (met inhoud) en/of een GSM, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of aan verdachte,
en/of
- —
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan die [naam medeverdachte 1] en/of aan hem, verdachte, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 september 2010 in de gemeente Landgraaf en/of elders in Nederland opzettelijk die [naam medeverdachte 1] heeft uitgelokt door toen en aldaar die [naam medeverdachte 1]
- —
informatie te verschaffen over het verkrijgen van geld door middel van een straatroof en/of
- —
aanwijzingen en/of tips te geven over de plaats waar de straatroof kon worden gepleegd en/of
- —
aanwijzingen en/of tips te geven over de te verrichten handelingen tijdens de straatroof.’