Rb. Rotterdam, 21-05-2008, nr. 288003 / HA ZA 07-1763
ECLI:NL:RBROT:2008:BD6976
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
21-05-2008
- Zaaknummer
288003 / HA ZA 07-1763
- LJN
BD6976
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2008:BD6976, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 21‑05‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2008-0449
VAAN-AR-Updates.nl 2008-0449
Uitspraak 21‑05‑2008
Inhoudsindicatie
Zorgplicht bruiklener. Persoonlijke aansprakelijkheid werknemer naast rechtspersoon. Samenloop wanprestatie en onrechtmatige daad.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 288003 / HA ZA 07-1763
Uitspraak: 21 mei 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.M.L.G. de Jong,
- tegen -
1. de stichting STICHTING ERASMUSHUIS ROTTERDAM,
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. J. Kneppelhout,
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]”, “de stichting” en “[gedaagde2]”.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- -
dagvaarding d.d. 10 juli 2007 en de door [eiseres] overgelegde producties;
- -
conclusie van antwoord, met productie;
- -
tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 24 oktober 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- -
proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 14 maart 2008;
- -
brief met bijlage van 27 februari 2008 van de advocaat van de stichting en [gedaagde2];
- -
brief met bijlagen van 28 februari van de procureur van [eiseres].
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
[eiseres] is verzamelaar van objecten die betrekking hebben op Erasmus (hierna ook: “erasmiana”).
2.2
[gedaagde2] is werkzaam bij de stichting in de functie van directeur.
2.3
In verband met een door de stichting in juli 2006 beoogde expositie over Erasmus verzocht [gedaagde2] aan [eiseres] erasmiana uit te lenen, zodat deze konden worden tentoongesteld. In haar e-mailbericht aan [eiseres] van 29 maart 2006 schreef [gedaagde2] in dit verband het volgende:
“kunnen wij een afspraak maken om te praten over die onderdelen van jouw grandioze collectie die wij bij de opening op 11 juli a.s. (in een afgesloten vitrine) kunnen tentoonstellen, en eventueel (ook in een afgesloten vitrine) in het publiekscentrum?
Dan kom ik graag bij jou, zodat ik jouw feestelijke collectie weer kan bewonderen!!”
2.4
[eiseres] heeft de voor de tentoonstelling bedoelde erasmiana enige tijd voorafgaande aan de expositie in een kist aan [gedaagde2] overhandigd.
2.5
[gedaagde2] heeft de kist na ontvangst eerst geplaatst in een niet afgesloten bureaulade in het kantoor van de stichting. Na het opstellen van een inventarislijst door een stagiaire heeft [gedaagde2] de kist geplaatst op een plank in de bergruimte naast haar kantoor. De bergruimte heeft een glazen wand, zodat de kist van buiten de bergruimte zichtbaar was. Naast [gedaagde2] hadden ook anderen toegang tot de bergruimte, onder wie een andere huurder in het pand, stagiaires van de stichting en schoonmakers. Na het plaatsen van de kist in de bergruimte heeft [gedaagde2] niet meer naar de kist omgekeken.
2.6
De beoogde expositie is niet doorgegaan.
2.7
Begin september 2006 heeft [gedaagde2] geconstateerd dat de kist van [eiseres] was verdwenen.
3. De vordering
De vordering luidt – verkort weergegeven – om, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
- -
te verklaren voor recht dat de stichting en [gedaagde2] aansprakelijk zijn voor het verloren gaan van de erasmiana en dat zij gehouden zijn tot vergoeding van de daardoor geleden schade;
- -
de stichting en [gedaagde2] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.000, te vermeerderen met de wettelijke rente, dan wel tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat;
een en ander met veroordeling van de stichting en [gedaagde2] in de proceskosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
De stichting en [gedaagde2] hebben nagelaten gepaste maatregelen te nemen ter voorkoming van verlies of schade aan de door [eiseres] ter beschikking gestelde erasmiana. Zij hebben immers na het plaatsen van de kist in de bergkamer lange tijd daar niet meer naar omgekeken, terwijl die kamer toegankelijk was voor derden.
3.2
De stichting en [gedaagde2] zijn daardoor toerekenbaar tekort geschoten in een op hen rustende verbintenis. Ook hebben zij onrechtmatig gehandeld.
3.3
De waarde van de verdwenen erasmiana moet worden geschat op € 10.000. De stichting en [gedaagde2] dienen die schade te vergoeden.
4. Het verweer
Het verweer strekt primair tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding. Subsidiair strekt het verweer tot gelijke verdeling van de door [eiseres] geleden schade over de stichting en [eiseres] zelf.
De stichting en [gedaagde2] hebben daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
[gedaagde2] handelde in haar hoedanigheid van directeur namens de stichting. De vordering jegens haar moet dus worden afgewezen.
4.2
[eiseres] heeft ten aanzien van de door haar geleden schade onvoldoende gesteld. De stichting schat de waarde van de uitgeleende erasmiana op hooguit € 200.
4.3
[eiseres] treft eigen schuld op grond waarvan de schade – zo die al zou komen vast te staan – gelijkelijk over [eiseres] en de stichting zou moeten worden verdeeld.
5. De beoordeling
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] met de stichting een overeenkomst van bruikleen ter zake van de erasmiana heeft gesloten. Evenmin is tussen partijen in geschil dat de stichting gegeven de onder 2.5 genoemde omstandigheden niet die zorg heeft betracht waartoe zij op grond van die overeenkomst gehouden was (zie ook artikel 7A:1781 BW), zodat zij op die grond aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade. Gelet op dit oordeel kan in het midden blijven of de stichting daarnaast ook aansprakelijk is op grond van een jegens [eiseres] gepleegde onrechtmatige daad.
5.2
De onderhavige overeenkomst van bruikleen is naar het oordeel van de rechtbank niet tevens met [gedaagde2] gesloten. Onweersproken hebben de stichting en [gedaagde2] gesteld dat [gedaagde2] in haar contacten met [eiseres] steeds heeft gehandeld in de hoedanigheid van directeur van de stichting. De rechtbank begrijpt deze stelling aldus dat [gedaagde2] bij het tot stand komen van de overeenkomst van bruikleen heeft gehandeld krachtens door de stichting gegeven volmacht. Dat betekent dat niet [gedaagde2] zelf maar uitsluitend de stichting partij is geworden bij de overeenkomst. [gedaagde2] is jegens [eiseres] dus niet aansprakelijk op grond van een tekortkoming in de nakoming van de bruikleenovereenkomst.
5.3
Van aansprakelijkheid van [gedaagde2] kan dus uitsluitend sprake zijn indien zou moeten worden geoordeeld dat zij jegens [eiseres] een onrechtmatige daad heeft gepleegd. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de gedragingen van [gedaagde2] met betrekking tot de erasmiana in de gegeven omstandigheden worden beschouwd als gedragingen van de stichting. Vast staat immers dat [gedaagde2] met betrekking tot de erasmiana heeft gehandeld in haar hoedanigheid van directeur van de stichting, terwijl de uitlening van de erasmiana plaatsvond in het kader van een door de stichting te organiseren expositie. Die aldus aan de stichting toe te rekenen gedragingen zijn onrechtmatig, ook indien de onder 5.1 vastgestelde schending van de contractuele norm buiten beschouwing wordt gelaten. Door onzorgvuldig om te gaan met de haar toevertrouwde erasmiana waardoor deze verloren zijn gegaan, heeft de stichting immers gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Voor het daarnaast op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk houden van [gedaagde2] in persoon is volgens vaste jurisprudentie nodig dat [gedaagde2] persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van de wijze waarop zij met de erasmiana is omgegaan. Dat is het geval. [gedaagde2] treft persoonlijk een ernstig verwijt van het feit dat zij – als directeur van de stichting en als degene die tot de uitlening van de erasmiana het initiatief had genomen – de erasmiana heeft opgeborgen op een ook voor derden toegankelijke en van buitenaf zichtbare plek om vervolgens lange tijd niet meer naar de erasmiana om te kijken, zeker gelet op haar voorafgaande toezegging aan [eiseres] de erasmiana “in een gesloten vitrine” tentoon te stellen. Dat betekent dat [gedaagde2] op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade.
5.4
Uit het voorgaande volgt dat zowel de stichting als [gedaagde2] aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] geleden schade. Het debat van partijen gaat voorts over de omvang en verdeling van die schade. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
5.5
[eiseres] stelt dat zij schade heeft geleden tot het bedrag van de waarde van de verdwenen erasmiana. Aldus is van belang dat wordt vastgesteld (i) welke erasmiana zij aan de stichting heeft uitgeleend en (ii) wat de waarde is van die erasmiana.
5.6
[eiseres] stelt dat zij behalve de op een door [gedaagde2] opgestelde inventarislijst voorkomende objecten ook munten en medaillons aan de stichting heeft uitgeleend en dat de op de lijst voorkomende enveloppen zogenaamde “eerstedagenveloppen” betreffen. Dat laatste betwisten de stichting en [gedaagde2] niet, zodat dit vast staat. De stelling ter zake de munten en medaillons betwisten de stichting en [gedaagde2] wel. Ter onderbouwing daarvan voeren zij aan dat de inventarislijst na ontvangst van de kist met erasmiana is opgesteld en dat [eiseres] nooit eerder – ook niet in haar aangifte bij de politie – de juistheid van die lijst heeft betwist. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is het aan [eiseres] bewijs bij te brengen van haar hier bedoelde stelling. Zij beroept zich immers op de rechtsgevolgen van die stelling. Overeenkomstig het ter comparitie gedane bewijsaanbod, zal de rechtbank [eiseres] toelaten tot deze bewijsvoering.
5.7
Voorts dient de waarde te worden bepaald van de uitgeleende erasmiana. Uit de aard van de zaak is die waarde mede afhankelijk van de uitkomst van de onder 5.6 bedoelde bewijsvoering. Ook ten aanzien van de erasmiana waarvan de uitlening niet ter discussie staat beschikt de rechtbank niet nu al over voldoende gegevens voor het vaststellen van de waarde, ook niet voor een schatting ervan. Nadere bewijslevering is dus ook op dit punt nodig. De bewijslast rust op [eiseres]. De rechtbank zal [eiseres] tot bewijsvoering toelaten.
5.8
Het bewijs ten aanzien van de waarde van de uitgeleende erasmiana zou – behalve door middel van het horen van getuigen – ook met behulp van een deskundigenonderzoek bijgebracht kunnen worden. De rechtbank zal [eiseres] daarom in de gelegenheid stellen zich bij conclusie na enquête uit te laten over de vraag of zij een deskundigenonderzoek verlangt. In dat geval heeft [eiseres] tevens gelegenheid zich – bij voorkeur na overleg en, zo mogelijk, bereikte overeenstemming met de stichting en [gedaagde2] – uit te laten over de naam van de te benoemen deskundige en de aan deze voor te leggen vragen. Bij antwoord-conclusie na enquête zullen de stichting en [gedaagde2] gelegenheid hebben op een en ander te reageren.
5.9
De rechtbank zal bij eindvonnis de stichting en [gedaagde2] veroordelen tot betaling van schadevergoeding tot het bedrag van de, na de hier bedoelde bewijsvoering vast te stellen, waarde van de uitgeleende erasmiana. Gelet hierop heeft [eiseres] geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht dat de stichting en [gedaagde2] gehouden zijn tot vergoeding van de schade. In zoverre zal [eiseres] in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
5.10
In verband met de door [eiseres] geleden schade hebben de stichting en [gedaagde2] nog een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van [eiseres]. De rechtbank passeert dit verweer. In dat verband geldt het volgende.
5.11
De stichting en [gedaagde2] stellen allereerst dat [eiseres] langer dan nodig heeft gewacht met het terugvragen van de kist met erasmiana. In het midden kan blijven of de schade mede een gevolg is van deze omstandigheid – onbekend is immers wanneer de kist met erasmiana is verdwenen. Hoe dan ook kan deze omstandigheid niet leiden tot vermindering van de schadevergoedingsplicht van de stichting. Mede gelet op het feit dat [eiseres] – zoals zij onweersproken ter comparitie heeft gesteld – in de maanden juli en augustus 2006 niet in Nederland was, staat het enkele feit dat [eiseres] de kist mogelijk ook eerder had kunnen terugvragen in geen verhouding tot de schending van de op de stichting en [gedaagde2] rustende zorgplicht. In die omstandigheden eist de billijkheid dat de vergoedingsplicht geheel bij de stichting en [gedaagde2] blijft rusten.
5.12
Ook stellen de stichting en [gedaagde2] in dit verband dat [eiseres] hen tevoren niet heeft geïnformeerd over de waarde van de erasmiana. Het niet-informeren is op zichzelf echter geen omstandigheid waarvan de schade mede een gevolg is. Voor zover in de stelling van de stichting en [gedaagde2] moet worden gelezen dat zij – zo zij wél over de waarde zouden zijn geïnformeerd – grotere zorg zouden hebben betracht, dan kan ook dat niet leiden tot vermindering van de vergoedingsplicht. Voor vermindering van de vergoedingsplicht vanwege eigen schuld van [eiseres] is onder meer vereist dat haar het niet-informeren kan worden toegerekend. Daarvan is sprake indien zij door de stichting en [gedaagde2] niet over de waarde te informeren anders heeft gehandeld dan een redelijk denkend mens in de gegeven omstandigheden zou doen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde. Daartoe is van belang dat het initiatief tot de uitlening van de erasmiana niet van [eiseres] maar van [gedaagde2] is uitgegaan. Ook is van belang de voorafgegane toezegging van [gedaagde2] de erasmiana “in een gesloten vitrine” ten toon te zullen stellen, waarmee zij – blijkens haar verklaring ter comparitie – heeft willen uitdrukken de collectie “achter slot en grendel” te zullen bewaren. In die omstandigheden ligt niet voor de hand dat [eiseres] bij de uitlening de stichting en [gedaagde2] nog eens uitdrukkelijk op de waarde van de erasmiana zou hebben gewezen. Dit betekent dat voor vermindering van de vergoedingsplicht geen grond bestaat.
5.13
Ten aanzien van de wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt. De wettelijke rente is verschuldigd over de periode gedurende welke betaling uitblijft en de stichting en [gedaagde2] in verzuim zijn. Hier gaat het om vertraging in de nakoming van een verbintenis tot betaling van schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming respectievelijk onrechtmatige daad. Ten aanzien van een zodanige verbintenis treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de verbintenis ontstaat. Dat moment staat niet vast, maar is in elk geval gelegen vóór het moment waarop [gedaagde2] ontdekte dat de erasmiana waren verdwenen – te weten begin september 2006. Aldus zal de wettelijke rente bij eindvonnis worden toegewezen vanaf de gevorderde datum van 21 september 2006.
5.14
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
6. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
laat [eiseres] toe te bewijzen feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid
- 1.
dat zij munten en medaillons aan de stichting heeft uitgeleend en om welke munten en medaillons het gaat;
- 2.
de waarde van de aan de stichting uitgeleende erasmiana,
bepaalt dat indien [eiseres] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. Th. Veling;
bepaalt dat de procureur van [eiseres] binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in de maanden mei tot en met augustus 2008 en dat de procureur van de stichting en [gedaagde2] binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan hun zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd;
beveelt partijen, [eiseres] en [gedaagde2] in persoon en de stichting deugdelijk vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is, daarbij aanwezig te zijn tot het zonodig verstrekken van inlichtingen;
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling.
Uitgesproken in het openbaar.
1980/106