Rb. Alkmaar, 16-05-2007, nr. 229026 CV EXPL 06-6348
ECLI:NL:RBALK:2007:BB2734
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
16-05-2007
- Zaaknummer
229026 CV EXPL 06-6348
- LJN
BB2734
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2007:BB2734, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 16‑05‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Verhuurster vordert o.m. ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning nadat zij de huur op grond van artikel 39 Fw heeft opgezegd. Ktr: "De aard van de regeling (art. 39 Fw.) brengt met zich dat voor gebruikmaking door de verhuurder van deze opzeggingsbevoegdheid geen plaats is, als aangenomen moet worden dat de niet-nakoming van zijn verplichtingen door de huurder - ondanks de faillissementssituatie - redelijkerwijs niet te verwachten is." Daarvan zal bijvoorbeeld sprake zijn als zekerheid wordt gegeven voor de nakomingsverplichtingen van de failliete huurder.
Partij(en)
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 229026 CV EXPL 06-6348
Uitspraakdatum: 16 mei 2007
Vonnis in de zaak van:
[verhuurster]
gevestigd te Utrecht
verder ook te noemen: [verhuurster]
eiseres
gemachtigde: mr. F.A. Portheine-Zieck, advocaat te Utrecht
tegen
1.[huurder] (hierna: [huurder])
wonend te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk
toevoeging: [nummer]
2. mr. J.G. Schmidt, in hoedanigheid van curator in het faillissement van gedaagde sub 1 (hierna: de curator)
gedaagden
gemachtigde: mr. F. Baars, advocaat te Alkmaar
Het procesverloop
[verhuurster] heeft bij dagvaarding van 18 december 2006 een vordering ingesteld.
[huurder] heeft bij antwoord verweer gevoerd. Vervolgens is gediend van re- en dupliek.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
Het geschil
[verhuurster] verhuurt aan [huurder] vanaf 15 oktober 2005 de woning aan de [adres] te Noord-Scharwoude. Bij vonnis van 21 december 2005 is het faillissement van [huurder] uitgesproken. Bij brief van 10 januari 2006 heeft [verhuurster] met inachtneming van art.39 Fw de huur opgezegd per 1 mei 2006 of zoveel eerder als zou worden aangegeven.
De huurachterstand bedroeg per 2 februari 2006 € 1.319,02 en [huurder] heeft bij brief van 11 februari 2006 aangegeven niet mee te willen werken aan de beëindiging van de huurovereenkomst, en heeft niet voldaan aan zijn verplichting de woning voor 1 mei 2006 te ontruimen.
[verhuurster] vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- -
verklaring voor recht dat de huurovereenkomst tussen [verhuurster] en [huurder] is beëindigd per 1 mei 2006 of zoveel eerder als in goede justitie bepaald, althans ontbinding van de huurovereenkomst;
- -
veroordeling van [huurder] tot ontruiming van het door [huurder] gehuurde aan [adres] te Noord-Scharwoude, binnen één maand na betekening van dit vonnis, althans op zodanige termijn als in goede justitie bepaald, met al de zijnen en al het zijne en onder afgifte van alle sleutels aan [verhuurster], met bepaling dat, indien [huurder] met het bovenstaande ingebreke blijft, [verhuurster] bevoegd is het gehuurde zelf te doen ontruimen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
- -
de curator te veroordelen te gehengen en gedogen dat conform het hierboven gevorderde wordt ontruimd, en voorts om uit het gehuurde alle zaken voor zover tot de boedel behorende, te doen verwijderen;
- -
te verklaren voor recht dat de bedragen die door [huurder] c.q. de curator zijn betaald aan [verhuurster] na het tijdstip waarop de huurovereenkomst is/wordt beëindigd, aan haar toekomen als een redelijke gebruiksvergoeding, alsmede [huurder] en de curator te veroordelen tot betaling aan [verhuurster] van een bedrag van € 573,92 per maand tot de dag dat daadwerkelijk zal zijn ontruimd, kosten rechtens.
[huurder] heeft tegen de vordering verweer gevoerd dat, voorzover relevant, bij de beoordeling zal worden betrokken.
De beoordeling
De kern van het geschil in deze zaak betreft of [verhuurster] terecht een beroep doet op art. 39 Fw.
Deze regeling heeft voor de faillissementssituatie waarin een huurder verkeert op het moment van de opzegging van de huur een eenvoudige mogelijkheid van opzegging geschapen omdat van de verhuurder niet kan worden verlangd dat het verhuurde (nog veel langer) in gebruik blijft bij een insolvabele huurder. Doch aard van deze regeling brengt met zich dat voor gebruikmaking door de verhuurder van deze opzeggingsbevoegdheid geen plaats is, als aangenomen moet worden dat de niet-nakoming van zijn verplichtingen door de huurder – ondanks de faillissementssituatie- redelijkerwijs niet te verwachten is. Daarvan zal bijvoorbeeld sprake zijn als zekerheid wordt gegeven voor de nakomingverplichtingen van de failliete huurder.
[verhuurster] stelt –kort samengevat- dat het feit dat de curator nu de huurpenningen betaalt geen garantie biedt voor voortzetting van alle betalingen tijdens het faillissement, laat staan ná het faillissement. Bij gebreke van een dergelijke zekerheid tot huurbetaling tijdens het faillissement heeft [verhuurster] belang heeft bij ontruiming, en is er geen sprake van misbruik van art. 39 Fw..
[huurder] heeft aangevoerd dat betaling is gegarandeerd, omdat –kort samengevat- de curator bereid is zich garant te stellen voor de huurbetaling tijdens het faillissement.
Uit de brief van de curator aan de gemachtigde van [huurder] d.d. 26 januari 2007 waarin staat:
‘dat ik bereid ben ‘de na de maand maart 2006 nog te verschijnen huurtermijnen rechtstreeks aan [...] te blijven voldoen en wel zo lang als ik feitelijk beschikking zal houden over de huidige inkomsten van de heer [...]’ alsmede dat ik bereid ben ‘mij jegens [...] te verplichten tot een tijdig bericht indien en zodra ik niet langer beschik over de inkomsten van de heer [...], althans indien en zodra die door mij te verkrijgen inkomsten niet langer toereikend zijn voor de betaling van de huur.’… ‘Voor een goede orde merk ik op dat het u wat mij betreft volledige vrijstaand deze brief over te leggen in rechte…’
en uit hetgeen terzake is gesteld in de conclusie van dupliek, leidt de kantonrechter een dergelijke bereidheid inderdaad af.
De kantonrechter is van oordeel dat hiermee van de zijde van de curator voldoende zekerheid is gesteld terzake van de huurbetaling gedurende het faillissement.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Het verloop en de uitslag van de procedure brengen mee, dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Bepaalt dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, in bijzijn van de griffier op 16 mei 2007 in het openbaar uitgesproken.