Rb. Roermond, 16-12-2008, nr. 90140 / JE RK 08-1369
ECLI:NL:RBROE:2008:BG9010
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
16-12-2008
- Zaaknummer
90140 / JE RK 08-1369
- LJN
BG9010
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2008:BG9010, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 16‑12‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Blijkens het raadsrapport van 11 april 2008 naar aanleiding van een eerder verzoek van vader tot ondertoezichtstelling van de minderjarige, heeft de raad geconstateerd dat geen omgang met vader leidt tot een ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming heeft destijds afgezien van een advies tot ondertoezichtstelling, omdat moeder zich meewerkend opstelde in het onderzoek naar een omgangsregeling tussen de minderjarige en vader. Uit het raadsrapport d.d. 6 juni 2008 blijkt dat de minderjarige positief reageert op vader tijdens de proefcontacten, terwijl moeder thans stelt dat de minderjarige zegt niet naar vader toe te willen. De discrepantie tussen hetgeen de raad constateert en moeder dienaangaande stelt kan duiden op een loyaliteitsconflict (in wording). Thans is gebleken dat moeder haar medewerking heeft opgezegd en zich niet houdt aan de bij beschikking van deze rechtbank van 1 oktober 2008 bepaalde omgangsregeling tussen de minderjarige en vader. Het voorgaande leidt de kinderrechter tot de conclusie dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
Partij(en)
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaak-/rolnummer: 90140 / JE RK 08-1369
Beschikking van 16 december 2008 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel
in de zaak van
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum 2000], hierna te noemen de minderjarige,
op het verzoekschrift van:
[de vader],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H.M. Handring;
De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoeker als belanghebbenden aan:
- [de moeder],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen: de moeder
- Raad voor de Kinderbescherming,
kantoorhoudende te 6040 AG Roermond, Postbus 279.
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de ouders [de moeder] en [de vader].
1. Het verloop van de procedure
1.1.
De vader heeft op 13 november 2008 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige.
1.2.
Op 16 december 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- -
vader, bijgestaan door mr. J.H.M. Handring,
- -
mr. L.H. Janssen-Dekkers, namens moeder,
- -
J. van der Biesen, vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1.
Uit de overgelegde bescheiden en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht blijkt naar het oordeel van de kinderrechter, dat de voorwaarde, in artikel 1:254, lid 1, Burgerlijk Wetboek, voor ondertoezichtstelling gesteld, is vervuld.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
Blijkens het raadsrapport van 11 april 2008 naar aanleiding van een eerder verzoek van vader tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige], heeft de raad geconstateerd dat geen omgang met vader leidt tot een ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige]. De raad voor de kinderbescherming heeft destijds afgezien van een advies tot ondertoezichtstelling, omdat moeder zich meewerkend opstelde in het onderzoek naar een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en vader.
Uit het raadsrapport d.d. 6 juni 2008 blijkt dat [de minderjarige] positief reageert op vader tijdens de proefcontacten, terwijl moeder thans stelt dat [de minderjarige] zegt niet naar vader toe te willen. De discrepantie tussen hetgeen de raad constateert en moeder dienaangaande stelt kan duiden op een loyaliteitsconflict (in wording).
Thans is gebleken dat moeder haar medewerking heeft opgezegd en zich niet houdt aan de bij beschikking van deze rechtbank van 1 oktober 2008 bepaalde omgangsregeling tussen [de minderjarige] en vader.
Het voorgaande leidt de kinderrechter tot de conclusie dat [de minderjarige] in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
3. De beslissing
De kinderrechter
3.1.
stelt de minderjarige onder toezicht van de stichting voornoemd, voor een termijn van een jaar;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is uitgesproken ter terechtzitting van 16 december 2008 door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en op schrift gesteld en ondertekend op 24 december 2008 door de kinderrechter voornoemd.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.