NJB 2017/27
Voordeel in de zin van art. 36e Sr: bij bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient, mede gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel, uitgegaan te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. De enkele toezegging van een geldbedrag kan aldus niet zonder meer worden aangemerkt als voordeel als bedoeld in art. 36e lid 5 Sr
HR 13-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2851
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 december 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/00914
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2851, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1249, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑02‑2016
- Wetingang
(art. 36e Sr)
Essentie
Voordeel in de zin van art. 36e Sr: bij bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient, mede gelet op het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel, uitgegaan te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. De enkele toezegging van een geldbedrag kan aldus niet zonder meer worden aangemerkt als voordeel als bedoeld in art. 36e lid 5 Sr
Uitspraak
Inleiding:
Ontnemingsprocedure. Het middel klaagt dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Hoge Raad, o.a.:
2.4.
Bij de bepaling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.