Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 4
Artikel 150 [Beëindiging bevoegdheid tot beheer]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2003
- Redactionele toelichting
Bij de tekstplaatsing zijn de verwijzingen in de artikelen vernummerd. Voorheen art. 4.6.5a van de Wet tot vaststelling van Boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
- Bronpublicatie:
16-08-2002, Stb. 2002, 430 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2002, Stb. 2002, 430 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Erfrecht / Testamenten
Erfrecht / Algemeen
Erfrecht / Gevolgen erfopvolging
1.
Een executeur die zijn taak, met het oog waarop hem het beheer was opgedragen, heeft volgebracht[lees: volbracht], is bevoegd zijn beheer te beëindigen door de goederen ter beschikking van de erfgenamen te stellen.
2.
De erfgenamen kunnen de bevoegdheid van een executeur tot beheer beëindigen:
- a.
na voldoening van de schulden der nalatenschap en nakoming der lasten, waarvan de afwikkeling reeds tot zijn taak behoort of nog binnen het jaar na het overlijden van de erflater tot zijn taak zou kunnen gaan behoren;
- b.
wanneer een jaar en zes maanden is verlopen sedert een of meer der executeurs de nalatenschap in beheer hebben kunnen nemen. De kantonrechter kan deze termijn, ook na het verstrijken daarvan, op verzoek van een executeur een of meer malen verlengen.
3.
Wanneer de erfgenamen de nodige middelen voor de in lid 2 onder a bedoelde afwikkeling ter beschikking van de executeur stellen, kunnen zij zijn beheersbevoegdheid voor het overige beëindigen.
4.
Zijn niet alle erfgenamen bekend of niet allen bereid de goederen in ontvangst te nemen, dan zijn de artikelen 225 en 226 van overeenkomstige toepassing.